Een bijzonder plechtig ogenblik
In snelle vaart ging het - voor de hoeveelste maal nu reeds! - op de Kraalbocht aan. Op het vlot werd de stemming, hoe meer men naderde, steeds plechtiger en de apen hadden elkander een hand gegeven en sommige nog een voet ook. De herten staken hun snuit in de lucht, omdat ze nog nooit de zeelucht van zo dichtbij hadden gekregen, de neushoorn stond opgetogen te kijken, omdat hij er weer aan te pas kwam, en hij had zich reeds schrap gezet, of het net al aan zijn hoorn was vastgemaakt, en de zwanen waren nog steeds met hun snavel onder hun vleugels bezig, alsof zij daar iets heel wonderlijks prepareerden voor zometeen. De secretarisvogel was voor het eerst van zijn leven buitengewoon ontroerd. Wat hij te zien zou krijgen, wist hij ook niet, maar het zou zeker wel iets heel wonderlijks zijn en daar kon nog van alles uit voortkomen. Hij keek nog steeds in de verte, maar af en toe keek hij om en knikte vriendelijk naar de andere dieren, die nu helemaal niet meer wisten, hoe ze het hadden en schuw terugknikten. Maar al dat gegroet op het kleine vlot maakte op de duur de stemming nauwelijks minder benauwend.
Eindelijk stopte de Corrie en aangezien niemand op het vlot aan de navigatie dacht, bonsde dit met een slag tegen Stiemers vaartuig op. Iedereen rolde ondersteboven en een paar apen begonnen luid en krachtig te huilen. Kalm vrienden, sprak de secretarisvogel, nadat hij op zijn poten gekrabbeld was, maar hij zelf was ook niet erg kalm en hij keek angstig naar Stiemer, die uit de Corrie te voorschijn kwam. Stiemer was trouwens nog wel het zenuwachtigst van allemaal. Opgepast, sprak hij, en vervolgens zei hij dat nog wel driemaal. De dieren durfden geen vin te verroeren van het oppassen, maar waarvoor ze moesten oppassen, konden ze niet zien, en dat maakte de toestand buitengewoon geheimzinnig, te