Grommeldor nog steeds zwevende
De schrik onder de Boeglanders was zo groot, dat het geen zin gehad zou hebben om te gillen. Daar hing nu een meter boven het water, zo levensgroot als maar mogelijk was, de verschrikkelijkste vis, die bestond. Het dier hing geweldig en zeer op zijn gemak in het net en scheen in het minst niet onder de indruk van de krijgshaftige schepen van de Boeglanders, de griezelige werktuigen en de glimmende kanonnen. Toen het een tijdlang met spottend vertrokken meewarig gezicht in het rond had gekeken, werden de trekken wat vriendelijker en op een goed ogenblik knipte de oude Grommeldor zelfs met allebei zijn ogen tegelijk en keek zeer tevreden. Dit gedrag van de oppertandhaai verwekte onder de toeschouwers de allergrootste verbijstering. In de meest gevaarlijke omstandigheden had men toch altijd nog wel een uitweg weten te vinden, en als men die niet had kunnen vinden, dan was er altijd toch nog wel een uitweg geweest. Maar nu wist iedereen vrij zeker, dat er in het geheel geen uitweg meer zou zijn en dat de grote schaduw van Grommeldor bij wijze van spreken voor altijd alles in het duister zou hullen.
Maar wat kon men doen? Men kon het net met de wondervis met een plons weer in het water laten vallen. Maar dan werd het dier misschien kwaad en bovendien was men dan nog net zo ver als men altijd al geweest was. Men kon het dier ook nog verder uit het water hijsen, desnoods tot in de top van de bok, maar dat zou alleen maar de plons groter maken, wanneer Grommeldor straks in het water zou vallen of springen. Men kon het grootste kanon van de Diepduiker laden en op de vis afschieten. Maar als men dat deed, was het vrijwel zeker, dat het dier kwaad zou worden en dan waren de gevolgen helemaal niet te overzien. Het was dus duidelijk, dat men in een buitengewoon gevaarlijke en moeilijke positie was geraakt en de spottende blikken, die de wondervis de Boeglanders toewierp, maakte alles nog maar vreselijker en gevaarlijker, want het kreeg er nu veel van weg, dat men het slachtoffer was geworden van een grap, die de oppertandhaai zich ten koste van de Boeglanders had veroorloofd.