digs aan de hand was. De mannen, die met de sloep waren meegeweest, deden of ze hierdoor in het geheel niet verrast waren, maar de kapitein van de Diepduiker liet zich eerst een medicijn toebereiden en ging toen met zijn handen onder zijn kin aan een tafel zitten, waarbij hij op de duur een verbazend rood hoofd kreeg.
De oorlogsschepen stormden nu gewoonweg op de vissersschepen af. Toen zij naderbij waren gekomen, werd het duidelijk, dat men aan boord van deze vreedzame vaartuigen in een opgetogen feeststemming verkeerde. De leden van de kampioensclub hadden allen banden met ‘Eerste prijs’ er op om hun hoed gebonden en de vissers waren met hun stijve vingers bezig hoe langer hoe meer vlagjes vast te binden. In het midden lagen plechtig de vier vissersschepen, die het net (met Grommeldor onder water er in) trokken, en trachtten niet te zinken en op de breekmachines was de stemming zo hoog gestegen, dat de bemanning van de ene machine probeerde, de bemanning van de andere, met de grote knijpers, bestemd voor het breken van koraal, de mutsen van het hoofd te grijpen, wat aanleiding gaf tot een gierend gejoel. Deze vrolijkheid sloeg over op de oorlogsschepen en al spoedig was er (uitgezonderd de kapitein van de Diepduiker, die erge hoofdpijn had) geen Boeglander in de Kraalbocht, die niet zo hard als hij maar kon stond te zingen.