gij, mijn vechters, zo sprak hij vervolgens de dieren op het vlot toe, gij zult terugkeren als overwinnaars, of in het geheel niet! De leeuwen en de olifanten keken niet eens om na deze dappere woorden, want zij wilden liever als overwinnaars in het geheel niet uitvaren en nu maakten de apen zich gereed om het vlot weg te duwen. De secretarisvogel lette verder namelijk in het geheel niet meer op de afspraak die hij met Stiemer gemaakt had en deed het vlot met het grote wild onmiddellijk vertrekken.
De dieren hadden er echter niet op gelet, dat er een vrij dichte mist boven de Kraalbocht was komen te hangen. Dat was in deze zonnige streek een zeer ongewoon verschijnsel. Toen de apen een half uur aan het varen waren, wisten ze niet meer of Zoönesië voor hen, of achter hen lag. Ze besloten in ieder geval maar door te gaan, in de hoop dan wel spoedig weer op het strand te zullen staan.
De Boeglanders waren intussen begonnen aan de uitvoering van het plan van de ‘triomfantelijke rondvaart’ en ook zij hadden veel last van de mist. Aan de andere kant noemden zij dit natuurverschijnsel een voordeel, want nu konden de vissersschepen tenminste ongemerkt hun gang gaan. De oorlogsschepen waren hun dolle ren om de vreedzame vaartuigen heen al begonnen en daarbij toeterden zij voortdurend zo luid mogelijk.
Stiemer had kans gezien bij de Koraalwand geheel onopgemerkt af te dalen. Hij was nu bij Stalma. De wondervis had hem direct gezien en verbaasd had zij een grote kring om hem heen gezwommen.