Zoönesië opnieuw strijdvaardig
Stiemer had het plan van het grote vlot met de leeuwen en de olifanten eigenlijk alleen gemaakt, om de dieren van Zoönesië zoet te houden. Zijn vrienden van het eiland konden hem toch niet veel doeltreffender hulp geven en dat zou waarschijnlijk ook niet meer nodig zijn ook, want het was wel duidelijk dat Grommeldor in de eerste plaats wilde afrekenen met de Boeglanders en het helemaal niet op de dieren van Zoönesië had gemunt. Hij verwachtte dan ook, geheel ongestoord naar Stalma te kunnen gaan. En het werd tijd dat hij nu de wondervis eindelijk eens meevoerde, want er was nu zoveel beweging in de Kraalbocht gekomen dat langzamerhand Stalma ook wel verschrikt zou worden. Het ging er nu om de wondervis te grijpen, met haar naar het eiland te waden, haar dan in het grote net, dat de vogels gemaakt hadden, in het water te hangen en dan zo gauw mogelijk naar Speleland te varen. Aangenomen dat hij er in zou slagen onopgemerkt met de lichtgevende vis uit de Bocht te komen.
Zodra het helemaal licht was, kwamen alle dieren naar het strand. Men was de vorige avond alvast begonnen het grote vlot te bouwen en dit was nu helemaal gereed. Het dobberde in het water en een paar olifanten hadden de vrijheid genomen er vast op te gaan staan. Zij hadden hun oren ver uitgezet en trompetterden krijgshaftig, maar met weinig overtuiging. Wat verder op het strand stonden acht leeuwen, die met hun voorpoten af en toe een eindje het water ingingen, zielig langs hun lippen likten en dan hun poten weer snel terugtrokken. De secretarisvogel stond dit alles met trotse, hooghartige blikken gade te slaan en toen Stiemer naderde, gaf hij de leeuwen een wenk, zich in te schepen. De dieren deden dit, maar de manier waarop liet geen twijfel aan hun afschuw. Ze loerden vals naar de olifanten en die loerden vals terug en ze deden dreigend naar de apen, die het vlot moesten duwen. Tenslotte zetten zij zich met de rug naar iedereen op het vlot neer en hielden zich stil.