en daar met de oorlogsschepen in een grote kring zo hard mogelijk om heen varen. De laatsten zouden dan de aanvallers op een afstand moeten houden - aangenomen dat de aanvallers niet nog iets slimmers bedacht zouden hebben - en de andere schepen zouden dan rustig naar Stalma kunnen zoeken en vissen. Dat klonk allemaal heel aannemelijk en men zond een telegram aan de voorzitter van de commissie voor de zeevaartkunde, waarin stond: Morgen begint de triomfantelijke rondvaart. Leve Boegland.
Grommeldor hield intussen ook krijgsraad met zijn vissen. De strijd tegen de Boeglanders had allen in een zeer krijgszuchtige stemming gebracht en het plan dat Grommeldor voor de volgende dag had uitgedacht bevredigde hen zeer. De oppertandhaai stelde voor, dat alle dieren, die over flinke kracht en bovendien over ruime bewegingen beschikten, zich in een lange rij zouden opstellen in de buurt van de Boeglandse vloot. Op zijn commando moesten dan al deze dieren - en vooral de reuzenmosselen - tegelijk golven maken, zodat de schepen zouden gaan schommelen. Vervolgens zouden de haaien met de meest nauwkeurige slag in hun staart - de zogenaamde scheerhaaien, zeide Grommeldor - naderbij stormen en de bemanning van de schuinliggende schepen met hun staart in het water slaan, waarna Grommeldor ze dan op zijn beproefde manier aan het schrikken zou maken. Iedereen vond dat een heerlijk plan en des avonds laat kon men nog haaien in de Bocht opmerken, die zich oefenden in het nauwkeurig slaan met de staart, om in aanmerking te komen voor de eretitel van scheerhaai.