wen, waar flink wat dieren op kunnen. In die tussentijd ga ik weer naar de Koraalwand om te zien hoe het daar gesteld is en of de haaien nog verdere plannen hebben. Ik denk, dat Grommeldor voorlopig nog wel druk bezig zal zijn met de Boeglanders, want die schijnen hem zeer kwaad te hebben gemaakt. Ik denk dus dat ik niet veel last van de roofvissen zal hebben. Mochten ze me wel ontdekken, dan sturen we dat grote vlot in zee, om te vechten. Waaròm en waartégen gevochten zou moeten worden dit keer, begreep Stiemer ook niet erg goed, maar dat was ook niet nodig, want de geestdrift voor het plan was direct al heel groot.
Juist, zei de secretarisvogel, een groot vlot en dan de leeuwen en de olifanten in de eerste plaats er op. De leeuwen en de olifanten keken zo bescheiden mogelijk. Een paar kippen, die zich wegens het leggen van een ei wat verlaat hadden en die nu eerst haastig aan kwamen stappen, vingen juist de woorden ‘groot vlot’ op, en hoewel zij net op het punt stonden te gaan kakelen, vanwege dat ei, hielden zij zich maar snel in, om vooral niet de aandacht op hun aanwezigheid te vestigen. Dat gaf nogal een drukkend gevoel en benauwd keken zij van de een naar de ander, om te zien, of reeds weer voorbereidingen gemaakt werden voor een tocht op zee. Want, zei nu weer de secretarisvogel, van kippen kan dit keer geen sprake zijn, want die zijn veel te zwak en te bevattelijk (wat hij hiermede bedoelde begreep niemand). Een van de kippen probeerde onmiddellijk te hoesten om de indruk van zwakheid te bevestigen, maar in plaats daarvan kakelde zij nogal raar, zodat iedereen begon te lachen, omdat die kippen zulke zielige dieren waren, waar je eigenlijk medelijden mee moest hebben. Waar is dat vlot?, vroeg nu de grootste leeuw, dan zal ik eens even! Die woorden hadden veel succes en de vergadering ging opgewonden uiteen met het vaste voornemen de volgende morgen vroeg te beginnen aan de bouw van een groot vlot, waar leeuwen en olifanten geriefelijk op zouden kunnen vechten.