Met knikkende knieën
Al slaagde het listige plan van de apen dan ook niet helemaal, zeker was, dat nu de vissen van Grommeldor op de Boeglanders af waren gegaan, de koraalwand vrijwel zonder bewaking was. Wel waren er nog wat inktvissen over, maar die waren, nu Grommeldor zelf weg was, niet al te ijverig aan het waken. Stiemer liet de Corrie naar de bodem zakken, vlak voor de koraalwand. Hij stapte uit en het eerste wat hij zag was weer het wonderlijk licht van Stalma. Nergens deed zich een zaagkaai of een tandhaai voor en Stiemer besloot geen tijd te verliezen en onmiddellijk de wand te beklimmen. Rechts was het licht van Stalma en Stiemer begon zo veel mogelijk links te klimmen; want als de vis mij ineens ziet, dacht hij, wordt ze mogelijk bang en dan zwemt ze nog verder weg en dan kan ik haar moeilijk achterna gaan, omdat ik dan de wand niet weer terug over kan komen als de haaien terugkeren.
Het was niet gemakkelijk de wand te beklimmen, want er waren weinig punten die houvast boden en het kostte Stiemer dan ook heel wat tijd voor hij er bovenop was. Maar eindelijk lukte het dan toch en stond hij bovenop. Wat hij zag maakte hem stil van ontroering. In de verte was een hel licht en daar middenin zwom langzaam en naar Stiemer voorkwam, zeer verdrietig, Stalma, de wondervis. Haar vinnen bewogen zich zacht door het water. Het leek wel of al het water dat zij inslikte als vloeiend licht uit haar kieuwen langs haar lijf stroomde en dan langzamerhand verder in het water iets van de helheid verloor tot het, een stuk achter Stalma, overging in het donkere water. Stiemer kon er zijn ogen niet van losmaken, maar op het laatst moest hij zich toch beheersen en langzaam waadde hij door het water met knikkende knieën en tranen in de ogen in de richting van de vis.