Algehele onzekerheid
Toen Stiemer over zijn eerste verbazing over dit merkwaardig optreden van Grommeldor heen was, begon hij razend snel te denken, om er achter te komen wat deze knipoog van de oppertandhaai wel te betekenen kon hebben. Maar hoe langer hij er over dacht, zoveel te vreemder kwam het hem voor. Een ding was zeker: Grommeldor méende het op het ogenblik niet slecht met hem, want anders zou hij wel iets gedaan hebben. Maar wanneer Grommeldor wist, dat Stiemer hier gekomen was, om Stalma te roven, zou hij dan nog zo vriendelijk zijn? Vandaag kon Stiemer er toch niets meer aan doen. Hij wierp een laatste blik op het glanzend licht in de verte, schoot nog een laatste keer vol verlangen om maar onbezonnen op dat licht af te gaan en kwam voldoende tot bezinning om zich om te draaien, de Corrie op te zoeken en weg te varen, terug naar Zoönesië. Mogelijk zou men daar thans de apen bevrijd hebben en dan zou men de volgende dag met meer vereende krachten verder kunnen werken aan de bevrijding van Stalma.
Stiemer zag uit de verte reeds, dat er op Zoönesië grote beweging was. Toen hij dichter bij kwam, zag hij, dat de dieren er in geslaagd waren de mosselen op het strand te trekken en daar stonden ze nu met zijn allen trots schreeuwend om heen. Een paar apen probeerden met lange takken de schelpen van de mosselen te openen, maar gezien hun driftige bewegingen en hun kwaad geschreeuw lukte dat niet al te best. De olifanten hielden zich bedremmeld op de achtergrond, zij waren tot geen prijs bereid de mosselen zelfs maar te naderen en achter de mosselen lag de neushoorn op zijn rug met zijn verzwikte poot in de lucht. Veel reden voor het trotse geschreeuw van de dieren was er dus niet en het tafereel vervulde Stiemer met zorg.