Naar de Kraalbocht
Stiemer had die nacht zeer angstaanjagende dromen. Hij droomde, dat er niet één, maar wel tien Grommeldors waren, die alle tien jacht op hem maakten, die hem alle tien tegelijk bijna vastgrepen en die er alle tien even belust uitzagen om hem te verslinden. Toen hij wakker werd bevond hij echter, dat er allerminst sprake was van tien Grommeldors, doch eerder van een prachtige morgen en hij maakte zich snel gereed voor zijn tocht naar de Kraalbocht. Hij gaf Sor opdracht om de Corrie te bewaken, stond enige ogenblikken stil op het strand, keek het eiland op en zag, dat in de boom in de verte veel apen zaten, die klaarblijkelijk al opdracht hadden gekregen om te volgen, wat er om en nabij de Corrie gebeurde en die schreeuwden van opwinding, toen ze Stiemer op het strand zagen verschijnen. Stiemer had tevoren zeer nauwkeurig de kaarten bestudeerd en hij wist, hoe hij onder water zou moeten lopen om in de Kraalbocht te komen. Na een laatste blik op de Corrie te hebben geworpen en Sor te hebben toegeknikt, stapte hij kordaat de zee in. Even later was hij al onder water verdwenen: Stiemer was op weg naar Stalma!