Activiteit van de Boeglanders
De Boeglanders hadden intussen niet stilgezeten. De Diepduiker en de Onderzoeker waren met een enorme snelheid naar de door de marconist van het vliegtuig, dat Stiemer had ontdekt, opgegeven plaats gevaren en zij hadden Stiemer ook weten in te halen. En toen de duiker voet aan wal zette op Zoönesië, zagen de kapiteins van de Diepduiker en de Onderzoeker hem dat door de periscopen van hun schepen, waarin op vernuftige wijze ook nog eens verrekijkers waren aangebracht, doen. Zij kwamen echter niet boven water, want helemaal zeker van hun zaak waren ze nog niet. Zij begrepen nu wel, dat Stalma hier in de buurt moest zijn, maar of zij nou in de Kraalbocht was of bij een van de eilanden in de buurt daarvan, of misschien zelfs wel op geheimzinnige wijze in een meer op een van de eilanden gekomen was, dat wisten ze niet.
Zij hielden zich dus op de achtergrond en zorgden ervoor, dat geen beweging van Stiemer hun ontging en tevens, dat Stiemer niet merkte, dat hij bespied werd. Naar Schegbuurt telegrafeerden zij intussen, dat materiaal gezonden moest worden om de wondervis te vangen. Men wist in Schegbuurt niet erg goed, wat met die opdracht aan te vangen en de commissie voor de zeevaartkunde vergaderde er anderhalve dag over. Maar het slot was, dat men behalve 20 vissersschepen, alle voorzien van vernuftige netten, ook maar een paar drijvende hijskranen en baggermolens en oorlogsschepen zond, en tevens de beste hengelaars van het land, allen lid van de kampioensclub. Want men kon nooit weten, waar het goed voor was, zei men. Dus toen Stiemer zich op Zoönesië juist wat had ingericht, trok uit Schegbuurt een hele vloot van vaartuigen in de richting van de Kraalbocht, eveneens om Stalma te ‘bevrijden’ en om ervoor te zorgen, dat dit Stiemer niet zou gelukken. Er speelden wel 20 orkesten aan de wal om deze heuglijke onderneming de nodige feestelijkheid bij te zetten.