buurt, dat ook vliegtuigen op moesten stijgen om te helpen zoeken, want dat het onwaarschijnlijk was, dat zij de Corrie zouden vinden. Dus werden er vliegtuigen in gereedheid gebracht en de bevolking van Boegland, die uit de kranten vernam, dat Stiemer een boze kerel was, die Boegland in het algemeen en alle Boeglanders afzonderlijk veel kwaad wilde doen, geraakte in de grootste opwinding en zij liep te hoop op het vliegveld en bij de haven om te zien, welke maatregelen er allemaal voor haar veiligheid getroffen werden. Maar ook het zoeken door de vliegtuigen leverde de eerste dagen niet veel op en het begon er veel op te lijken, dat de Boeglanders Stiemer niet terug zouden vinden en dat het hun niet zou gelukken de wondervis Stalma voor hun baai te verwerven.
Onkundig van al die onrust in Boegland zette Stiemer, begunstigd door bijzonder mooi weer, zijn tocht naar de Kraalbocht voort. Hij was heel erg tevreden gestemd, want terwijl hij nog niet precies wist, hoe hij die bevrijding van Stalma zou uitvoeren, zag hij in het slagen van zijn vlucht uit Schegbuurt een gunstig voorteken en hij was voor de afloop van zijn expeditie dan ook niet bevreesd. Hij had zijn kaarten te voorschijn gehaald en in het bijzonder de ligging van de Kraalbocht en de eilanden daaromheen bestudeerd. Hij wist, dat het niet gemakkelijk zou zijn en dat hij vooral met de oude Grommeldor, de oppertandhaai, vermoedelijk grote moeilijkheden zou krijgen. Maar juist de gedachte, dat zijn wondervis in de macht van die afschuwelijke Grommeldor was, gaf hem steeds meer moed en deed hem steeds stouter plannen maken.