Aan de donkere Spelevaarbaai
Hoe de Spelelanders schrokken toen ze de baai terugzagen, die morgen na de nacht, waarin Stalma geroofd was, laat zich wel denken. De gezant van Speleland had de duiker Stiemer daarvan al een treffende beschrijving gegeven. De zee, de eens zo verrukkelijke, lichtende, helderblauwe, bijna lieflijk geurende zee, was weer een gewone zee van golvend water geworden, met niets bizonders eraan dan een overmatig groot aantal hotels en terrassen aan de kust. De prachtig beschilderde bootjes, waarin de toeristen en Spelelanders anders altijd op de baai voeren, bleven doelloos in de haven liggen. Niemand had zin in een tochtje en hoewel het helemaal niet zo erg koud was, zette iedereen, die langs het strand wandelde om te zien, of de zee al bijna weer licht werd, de kraag van zijn jas op.