Grommeldor in moeilijkheden
Op den duur werd de overtocht van de roofvissen met de wondervis Stalma van een triomftocht een overhaaste vlucht. De inktvissen vergaten te spuiten en de haaien zwommen, of de duivel hen op de hielen zat. Maar hoe harder ze weg wilden, omdat het zo licht om hen heen was, zoveel te lichter werd het, zodat zij op het laatst nauwelijks meer konden en zij geheel en al begonnen in te teren van de zorgen en vermoeidheid. Op die manier kwam er op een goede dag een bizonder verlopen stelletje roofvissen aan voor de Kraalbocht, die zo moe waren, dat de gedachte, dat ze dat hele eind weer terug moesten zwemmen om eindelijk van de heerlijkheden van Spelevaarbaai te genieten, hen aan het schreeuwen bracht van ellende. Zij trokken Stalma haastig de bocht in en zij schoten zo diep zij konden met haar weg tussen de koralen. In het licht van Stalma konden zij hier duidelijk van elkaar zien, hoe ongemeen ongunstig ieders uiterlijk was en dit stemde al niet vrolijker. Wat bovendien zo grievend was, was, dat de oude Grommeldor niet kwam opdagen.
Toen deze n.l. die hele troep had zien aankomen, en dat heldere licht had gezien, begreep hij, dat het uit was met zijn rust en met zijn gewichtigheid en hij was zeer verontrust nog dieper dan de anderen in het koraalbos geschoten, met het vaste plan om er in het geheel niet weer uit te voorschijn te komen. Hij vond weliswaar de aanblik van Stalma afschuwelijk, maar hij begreep dat de tandhaaien in hun jeugdige onbezonnenheid een buitengewoon gemene streek hadden uitgehaald en hij had weinig zin om de schadelijke gevolgen van die gemeenheid mede te dragen. Hij kroop dus maar al verder weg, begreep in het geheel niet, waar het op uit zou moeten lopen en merkte, dat hij niet insliep zoals gewoonlijk.