werken had men een vierkant blok beton uit de weg gezaagd, op het imperiaal getild, zeildoek er overheen gespannen en de betonzaag en aanvaardde men de terugtocht na uitbundig afscheid genomen te hebben van Jonas en zijn grootvader, die op hun beurt verzekerden tot het donker in het veld te zullen zoeken om andere exemplaren op te sporen.
Van beide kanten werd langdurig gewuifd, want men kon doodeenvoudig niet meer ontkomen aan de gedachte aan een sensatie die de hele wereld in rep en roer zou zetten. Men vindt nog wel eens een nieuw soort slang, of een tot dusverre onbekende mier, maar de vondst van een dier met een huid die aan peau-de-suède deed denken, camelia-achtige blaadjes en dan bovendien dakpansgewijs rond de romp geplaatst, moest toch wel de stoutste verwachtingen overtreffen en God (en dan ook alleen Hij) weet wat dit alles voor de schepping resp. evolutie zou kunnen betekenen.
Op die manier kwam de heer Rütlü in stijgende opwinding de woonplaats binnenracen en de vele mensen die vanwege de nationale feestdag op straat waren zagen het meteen: het gezelschap in de auto bevond zich in een hevig geëmotioneerde toestand. En die was niet toe te schrijven aan ruim gebruik van de nationale drank, zoals bij de meesten hunner, maar aan een opwinding van hoger, zo niet zeer hoge orde.
Toen ze het ziekenhuis naderden om het lijk in een formalinebad te leggen deed de heer Rütlü zijn chauffeur zelfs de claxon met een sireneachtig geluid hanteren, want hij zag een weg voor zich; wetenschappelijk in de eerste plaats, maar verder geplaveid met glorie, voortdurend bedreigd door angsten voor vergissing maar ook vondsten