geen moment een partner, wetend dat zij Wappedrien was zou bespringen.
Nu is het paren van goendroens een aangelegenheid van zeldzame moeizaamheid. Door de eigenaardige plaatsing van de cameliablaadjesvormige, zowel enigszins op schubben als een beetje op peau de suède lijkende huidfragmenten, die dan bovendien in wezen dakpansgewijs geplaatst zijn, is het een onbeschrijfelijk geduldwerk om een geslachtelijke gemeenschap tot stand te brengen.
Het kan dagen en nachten lang duren. En lukt het, dan is het behalve een onvermoeibaar pogen doorgaans vooral aan het toeval te danken dat de beide dieren in een positie belanden, waarin de gemeenschap mogelijk is en het mannetje zich kan bevrijden van het bevruchtende zaad, dat een nieuwe goendroen het leven kan schenken.
De apostel Paulus zou er handenwrijvend bij staan, wanneer hij er de tijd voor zou hebben, want zijn opvatting dat gemeenschap alleen de voortplanting mag dienen, wordt tijdens de pogingen tot paring van goendroens à outrance doorleefd.
Telkens is óf het mannetje, óf het vrouwtje te vermoeid voor verdere actie; ook de mate van lust wordt doorgaans sterk bestreden door al dat vruchteloos pogen en vaak in de geschiedenis van de goendroens wordt verder werken aan de paring opgegeven. Dit is dan vermoedelijk mede reden van hun uitsterven.
De paring die Bladroes in het leven had geroepen had vijf dagen en vijf nachten geduurd en het moet voor een goendroenmoedertje een behoorlijk stuk leed betekenen