Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 283]
| |
[pagina 284]
| |
[pagina 285]
| |
Tien jaar MVM. Vijf-urige werkdagGa naar voetnoot*In tien jaar tijd heeft mvm zich ontwikkeld tot de meest radicale groep die binnen het Nederlandse feminisme bestaat: zij gaat namelijk tot de wortels. mvm is begonnen als een groep geschaard rond een hoeveelheid losse punten die geleidelijk aan uitkristalliseerden tot een verlanglijst, het actieprogramma. Die verlanglijst straalde uit. mvm'ers gingen ermee aan de slag; anderen namen hem over. Bij het vijfjarig bestaan was het duidelijk dat er grotere instrumenten moesten komen: ‘Den Uyl, het is tijd voor een emancipatiebeleid’, was de boodschap die door de toen aanwezigen naar het kabinet werd gestuurd. Boersma, toen nog minister van Sociale Zaken, zei die avond dat hij zich bij dat begrip niets kon voorstellen. Vijf jaar later hebben wij een regeringsadviesorgaan: de Emancipatie Kommissie; zelfs in het regeeraccoord van het kabinet-Van Agt stond een paragraaf over emancipatie, er kwam een staatssecretaris, de Tweede Kamer stelde een aparte commissie in, emancipatie is in de politiek een erkend specialisme geworden. De eerste resultaten komen binnen: er staat wat geld op de begroting, een wet tegen seksediscriminatie is onderweg, emancipatiewerk wordt gesubsidieerd, gehuwde vrouwen mogen niet meer als eersten worden ontslagen. Intussen is mvm verder gegaan. Er ontstond behoefte aan een minder summiere visie op de sekserollen en de daarbij behorende waarden dan de vereniging tot dan toe had uitgedragen. Over die nieuwe visie is het laatste jaar veel en langdurig | |
[pagina 286]
| |
gepraat. En achteraf begrijp ik pas waarom dat vaak zo moeizaam ging. Als we het over feminisme hebben lopen namelijk twee problemen door elkaar. Het ene is dat vrouwen en mannen tot verschillende menstypen worden opgevoed; het andere is dat tussen beide seksen verschil in macht bestaat. Iedereen kan als individu proberen een ander mens te worden, maar machtsongelijkheid moet ook maatschappelijk worden aangepakt.
Een vernieuwingsbeweging die haar idealen verwezenlijkt wil zien streeft naar een evenwicht tussen mentaliteitsverandering en maatschappijhervorming. De afgelopen tijd heeft mvm zich bezig gehouden met de mentale kant, vandaag krijgt de maatschappelijke kant meer accent. Wij willen herverdeling van bezigheden en dat betekent: het inrichten van het arbeidsproces volgens een ander model, dat wij de vijfurige werkdag noemen. Wij doen dat omdat echt radicale mensen tevens uiterst praktisch zijn. Zij maken gebruik van de geschiedenis, zij benutten de aanknopingspunten, hun geboden door de periode waarin zij op de wereld zijn. In 1968 konden we met anderen, die ook hun verlanglijst hadden, in de rij gaan staan, er leek nog groei te zitten in de economie. Tien jaar later ligt het anders: wij leven nu in een tijd van werkloosheid die niet enkel door de conjunctuur bepaald is. Alleen het gezonde verstand concludeert dan al dat het betaalde werk moet worden herverdeeld; het is te dol dat sommigen lang moeten werken en anderen niet mogen werken. Dus stoten wij ditmaal door tot de fundamentele verhoudingen in de samenleving en zeggen wij: als het arbeidsbestel tòch veranderd moet worden doe het dan goed: richt het zo in dat mensen zowel kinderen kunnen grootbrengen als kunnen meedoen in de maatschappij.
Op het ogenblik leven wij onder het systeem van de ‘binnendienst’ en de ‘buitendienst’: mannen werken betaald in de maatschappij, vrouwen onbetaald thuis. In die verdeling zitten opnieuw de twee elementen die kenmerkend zijn voor de verhouding tussen de seksen: vrouwen en mannen leiden een verschillend leven en de macht berust bij één sekse. De machtsuitoefening loopt hier via het geld. Het is de man die | |
[pagina 287]
| |
de centen inbrengt. En volgens de Nederlandse wet heeft de vrouw wel recht op huishoudgeld, maar niet op de helft van het gezinsinkomen. Zoiets heeft consequenties. Ter illustratie noem ik een voorbeeld uit een recentelijk op de markt gebracht schoolboek van mijn dochter. Eerst staat daar een dialoog: een echtpaar bevindt zich voor een etalage, de vrouw probeert de man een duurder kledingstuk af te zetten dan hij in zijn hoofd had. Vervolgens komt een monoloog: de man van net vraagt zich af of hij een dure auto zal kopen. Waar de school al niet voor dient, denkt een feministe dan. Terwijl zij slechts de plicht heeft kinderen een taal te leren (want het was een lesje Frans) leert zij kinderen tevens hoe het hoort tussen de seksen. Economische afhankelijkheid leidt dus tot machtsverschillen en zodra mensen het anders doen dan gebruikelijk weet de Nederlandse taal daar raad mee: de vrouw heeft dan de broek aan. En zelfs als twee mensen het samen willen lijkt het onmogelijk: geen twee kapiteins op één schip, zegt de Nederlandse taal.
Huishoudelijk werk wordt niet betaald. Ook dat heeft consequenties. De eerste is dat tijd van vrouwen geen geld kost. Dus ruimt de monteur die langs komt zijn rotzooi niet op voor hij weggaat. Dus zegt de schade-expert van de verzekering: mevrouw, van dat half verbrande laken kunt U toch nog slopen maken. Dus vindt iedereen het gewoon dat vrouwen acht keer per dag kinderen van en naar school brengen. Dus zijn vrouwen de mensensoort die altijd wacht opdat anderen hun tijd efficiënt kunnen gebruiken. Dus leiden vrouwen een versnipperd leven. Dus kunnen ze slecht meedoen in het arbeidsproces en als ze meedoen zijn ze overbelast. Dus zijn ze geen lid van een vakbond. Dus doet de vakbeweging niets voor vrouwen. Dus draait alles in een kringetje rond: er zit systeem in het geheel. Het werk dat thuis niet betaald wordt, wordt vervolgens in het arbeidsproces slecht betaald. Dus zitten werksters in salarisgroep 1. Dus verdienen verpleegsters veel minder dan artsen. Dus worden in de confectie- en de voedingsindustrie lage lonen betaald. Dus hoef je vrouwen überhaupt niet goed te betalen. Dus zijn vrouwen tweederangs arbeidskrachten. Dus | |
[pagina 288]
| |
zijn ze niet geschikt voor hogere functies. Dus hebben vrouwen geen zelfvertrouwen. Dus draaien wij in een kringetje rond; er zit systeem in het geheel. Het is dan ook geen wonder dat de meeste vrouwen, zodra zij ontdekt hebben dat het kan, voorstander zijn van een vijf-urige werkdag. Voor vrouwen en hun dochters zijn de voordelen zonneklaar. Zij kunnen eindelijk volwaardig meedoen, zij worden permanente arbeidskrachten, werkgevers hebben geen argumenten meer voor discriminatie, hun dochters verkeren niet meer in onzekerheid over de toekomst: beroepskeuze van meisjes wordt een serieuze zaak. De meeste vrouwen, zeg ik, niet: alle vrouwen. Want voor oudere vrouwen komt de vijf-urige werkdag te laat, zij zullen er niet meer van profiteren. En verder: mensen hebben het moeilijk met veranderingen. De Nederlandse taal heeft ook daar weer een uitdrukking voor: Je weet wat je hebt, je weet niet wat je krijgt. Van die uitdrukking hebben mannen de meeste last. Het valt niet mee afstand te doen van macht; het valt niet mee de bezigheden van de andere sekse te leren verrichten. Dat er iets beters terugkomt blijkt pas op den duur. Daarom ben ik blij dat mvm open staat voor mannen en dat de mvm-mannen van nu niet enkel lid geworden zijn om ons te steunen in de strijd, maar ook omdat zij bezig zijn met de wortels van hun eigen rol. Zij zijn onze uitstralers in mannenland.
Over emancipatie en dus over de vijf-urige werkweek bestaan twee mythen. De ene is die van de keuzevrijheid. Daarvan zijn twee varianten. Ik noem eerst de oude. Volgens die variant is de verdeling van binnendienst en buitendienst een privézaak, op te lossen door beide echtelieden samen. Dus hoeft er in de maatschappij niets te veranderen, discriminatie gaat voort, vrouwen blijven een arbeidsreserve, als laatsten ingehuurd, als eersten weggestuurd. Aan die vorm van keuzevrijheid hebben wij dus niets. De nieuwe variant luidt: als je gaat veranderen doe het dan goed, laat iedereen zelf uitmaken hoe lang zij of hij wil werken, maak het flexibel. Mensen die dat zeggen zien één ding over het hoofd. Als je geen nieuwe norm maakt en geen nieuw patroon, gaan din- | |
[pagina 289]
| |
gen door op de oude voet. De acht-urige werkdag blijft normaal, wie daaraan niet meedoet gedraagt zich afwijkend en is dus een tweederangs arbeidskracht. Daarom zeg ik, het kan pas flexibel als we eerst een nieuwe norm en een nieuw patroon hebben. De mythe van de keuzevrijheid oude stijl leeft vooral bij de leiding van de vakbeweging. ‘Dan moet je het huwelijk verbeteren,’ zegt Arie Groenevelt, ‘daar is de vakbond niet voor opgericht.’ En zijn collega Jan de Jong voegt er aan toe: ‘Ik vind het een privacy van het gezin. Ik doe in het huishoudelijk werk geen donder. In de vakantie was ik af, maar verder ben ik niet gestructureerd om af te wassen. Wij vinden niet dat ons cao-beleid moet worden afgestemd op de emancipatie.’ Wanneer hoge mannen uit de vakbeweging zo blijven redeneren nemen zij hun verantwoordelijkheid niet serieus. Als zij zo doorgaan dwingen zij vrouwen een eigen vakbeweging op te richten. Als dat moet is het niet onze schuld, maar de hunne. De leiding van het fnv kan ook iets anders doen. Ze kan zorgen dat er een vrouwenorganisatie komt, dwars door alle bonden heen, die invloed heeft op haar beleid. Als ze dat doet handelt ze verstandig, ze maakt de vakbeweging tot een club waar vrouwen iets mee kunnen.
De andere mythe is dat er een tegenstelling zou zijn tussen emancipatie en solidariteit. Emancipatie is dan iets wat vrouwen willen, solidariteit is iets wat nodig is jegens lager betaalden. Die mythe leeft vooral in de hogere regionen van de PvdA. Op zich is het al vreemd zo'n tegenstelling te maken: waarom zou je alleen solidair zijn met een groep die het financieel moeilijk heeft en niet met een groep die zowel economisch als in alle andere opzichten in het verdomhoekje zit? En waarom zou emancipatie, bevrijding uit de sekserol, niet van belang zijn voor lager betaalden? De mythe is in de wereld gekomen doordat de meeste mannen niet goed plegen na te denken zodra het over vrouwen gaat. Als gevolg daarvan zijn in het Haagse de laatste jaren twee fouten gemaakt. De eerste is dat men niet tijdig heeft beseft in welke richting maatschappelijke ontwikkelingen zouden gaan; men heeft niet begrepen dat veel vrouwen een baan | |
[pagina 290]
| |
zouden willen, en dat die tendens zou beginnen bij de jongeren en bij de beter opgeleiden. Daardoor zijn inkomensverschillen groter geworden: in sommige soorten huishoudens twee geldverdieners, in andere maar één. De tweede fout is dat men in 1973 het belastingstelsel heeft veranderd: de gehuwde vrouw werd toen fiscaal gedeeltelijk zelfstandig. Maar qua inkomenspolitiek was het systeem niet goed doordacht: met het feit dat mensen, al of niet gehuwd, samenwonen en daardoor meer draagkracht hebben werd niet genoeg rekening gehouden. Zo kregen we dus een dubbele versterking van de inkomensongelijkheid. Nu verdwijnt de eerste op den duur vanzelf als meer vrouwen in het arbeidsproces zijn opgenomen. In de Verenigde Staten, waar de ontwikkeling naar buitenshuis werken door vrouwen al veel langer aan de gang is, blijkt dat nivellerend te werken: tussen huishoudens met één geldverdiener zijn grotere verschillen in inkomen dan tussen huishoudens met twee geldverdieners. Als we in Nederland hetzelfde willen bereiken moet er dus werk voor vrouwen komen, moet een op herverdeling gerichte arbeidsmarktpolitiek worden gevoerd. De andere vorm van inkomensongelijkheid, veroorzaakt door een belastingstelsel dat eerst bevoogdend en onrechtvaardig was en sinds 1973 opnieuw onrechtvaardig is, kan ook opgeheven worden: het kan anders worden opgezet. ‘Emancipatie’ en ‘solidariteit’ zijn elkaars vijanden dus niet; ze zijn uitstekend combineerbaar als er maar gedegen denkwerk wordt verricht.
Gedegen denkwerk is nodig op meer terreinen. Ik noem er een paar. 1 Hoe behandel je mensen eerst als individu, in het arbeidsproces, in de belasting, in de sociale verzekering, en hoe voer je, na dat uitgedacht te hebben, het draagkrachtbeginsel weer in? Anders gezegd: hoe gebruik je inkomenspolitieke instrumenten eindelijk op een rechtvaardige manier? 2 Welke soorten dienstverlening zijn nodig in de toekomst, wat kunnen mensen zelf, waarvoor moeten voorzieningen komen? 3 Hoe regel je de zaken in een overgangssituatie waarin nog | |
[pagina 291]
| |
niet alle vrouwen kunnen meedoen in het arbeidsproces. De oudere generatie met een laag inkomen mag niet de dupe worden van wat wij willen. 4 Hoe moet het met ploegendiensten, zijn die altijd nodig of maar in sommige gevallen? 5 Hoe zorg je dat alleenstaanden en alleenstaande ouders aan hun trekken komen? 6 Hoe voorkom je dat oude patronen terugkeren in een nieuwe vorm? Anders gezegd: hoe zorg je dat vrouwen niet alleen in het arbeidsproces terecht komen, maar ook op alle plaatsen in het arbeidsproces? Dus: hoe hef je geleidelijk aan het onderscheid op tussen vrouwenwerk en mannenwerk? En verder: hoe zorg je dat het ondergeschikte werk niet automatisch bij vrouwen terecht komt en het leidinggevende werk niet automatisch bij mannen? 7 Vanuit de arbeidsmarkt geredeneerd: hoe zorg je dat vraag en aanbod beter op elkaar worden afgestemd? Op het ogenblik zijn er immers veel werklozen, maar ook veel vacatures: als een nieuwe groep in het arbeidsproces komt is dat probleem niet vanzelf opgelost. Ik denk dat doorvoor overheveling van werk naar de quartaire sector nodig is: vrouwen staan op het ogenblik, door hun voorgeschiedenis, niet te trappelen van ongeduld om in de industrie te gaan werken.
Wat mij betreft mag de vijf-urige werkdag pas worden ingevoerd als al die dingen goed zijn uitgedacht. Want emancipatie betekent voor mij: eerlijk delen, op alle terreinen van het leven. Als wij vanuit dat perspectief voor een vijf-urige werkdag gaan strijden blijven we wat mvm altijd probeerde te zijn: een elite die haar plichten ernstig opvat en haar voorrechten tot ieders recht wil maken. Zo'n elite is niet elitair, zij doet dienst als voorhoede. En aangezien haar denkbeelden gezond zijn vindt zij bij anderen gehoor. |
|