Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 261]
| |
De minderheidsgroep met de thuiswaardeGa naar voetnoot*Wanneer leden van een onderdrukte groep in opstand komen, hebben zij behoefte aan versterking van hun zelfgevoel. Daartoe staan twee wegen voor hen open: zij gaan het eigene verheerlijken of zoeken in het verleden naar tijden dat het beter was. De slagzin ‘Black is beautiful’ is een voorbeeld van de eerste methode; de tweede is dichter bij huis aanwijsbaar: de flaminganten zochten heil bij Artevelde en de gouden periode uit Vlaanderens geschiedenis; de kleine luyden lieten zich bemoedigen door de Tachtigjarige oorlog. Het is dus niet zo'n wonder dat beide neigingen binnen het feminisme aanhang vinden: sommigen verdiepen zich in heksen en matriarchaten; anderen prediken vrouwelijke waarden en feminisering van de cultuur en om hun boodschap kracht bij te zetten noemen ze dat existentieel feminisme. Deze aanpak heeft tot op zekere hoogte een nuttige functie. Want wat vrouwen o.a. ontbreekt is een culturele identiteit. Het gevoel bij de geschiedenis te horen komt alleen te voorschijn als de merklap van een grootmoeder wordt teruggevonden en wie slechts gedefinieerd wordt door wat zij niet heeft, maakt van de nood een deugd: liever een heks dan een holte, - een scheldnaam wordt een geuzennaam. In andere opzichten is deze aanpak problematisch. Van heksen kan men zeggen dat zij ten onrechte vervolgd zijn; in elk geval hebben van hekserij betichte vrouwen bestaan. Van matriarchaten is dat twijfelachtig en als ze er ooit geweest zijn was dat in de prehistorie, dus zekerheid valt niet te verwachten. Bovendien bieden zij weinig inspiratie voor de toekomst; | |
[pagina 262]
| |
de samenlevingen uit de oertijd zagen er immers anders uit dan de onze. Hooguit kan men verzuchten dat het goed zou zijn te weten hoe moeders vroeger hun kinderen grootbrachten zonder vader in de buurt; dat is immers een situatie die steeds gewoner wordt in Nederland. De andere benadering, in de wandeling opwaarderen van vrouwelijke waarden geheten, heeft als nadeel dat ze maatschappelijk gesproken weinig rendabel is: als vrouwen zichzelf het zout der aarde vinden maar de samenleving neemt dat voor kennisgeving aan, is er aan de positie van vrouwen niets veranderd. De waarden van een onderliggende groep worden pas overgenomen als de macht verschuift. Daarom moet ik, als ik een existentieel feministe hoor die emancipatie verwerpt, altijd denken aan de vrouw die ‘beroep: huisvrouw’ in haar paspoort wilde. Zelfbewust stapte zij naar het loket, maar de ambtenaar keek haar meewarig aan: voor de samenleving was zij immers ‘zonder’. Wanneer ik voor een andere aanpak kies dan is dat niet omdat ik ‘vrouwen tot mannenniveau wil opkrikken’; ik heb wel degelijk achting voor positieve eigenschappen die op 't ogenblik bij vrouwen gemiddeld beter ontwikkeld lijken dan bij mannen. Ik ben van mening dat de ‘mannelijke persoonlijkheid’ en de ‘vrouwelijke persoonlijkheid’ van nu goede kanten hebben en slechte; aan opvoeders de taak evenwichtiger mensen te maken.Ga naar voetnoot1 Mijn argument is dat ik een andere benadering dringend noodzakelijk vind, wil de strijd voor emancipatie niet verzanden. | |
Vrouwen als minderheidsgroepDe invalshoek waarvoor ik kies is een sociologische: vrouwen als minderheidsgroep. De Encyclopedia of the Social SciencesGa naar voetnoot2 geeft daarvan de volgende omschrijving: | |
[pagina 263]
| |
‘Een minderheidsgroep is een groep binnen een samenleving met andère kenmerken dan de rest (ras, godsdienst, nationaliteit, taal); de groepsleden beschouwen zichzelf als anders; zij worden door de rest ook als anders gezien en in sommige opzichten negatief beoordeeld; zij hebben minder macht en worden op bepaalde terreinen buitengesloten, gediscrimineerd of anderszins anders behandeld.’ Over minderheidsgroepen valt natuurlijk veel meer te zeggen; het artikel in bovengenoemde encyclopedie neemt vele kolommen in beslag. Ik laat het bij deze wat summiere omschrijving; voor de rest van mijn betoog zijn namelijk de volgende kernpunten van belang: - worden anders/negatiever bekeken en behandeld; - zien zichzelf als anders; - hebben als groep minder macht; - worden gediscrimineerd. Deze kenmerken zijn stuk voor stuk van toepassing op vrouwen; het opvallende aan de definitie is dat in het rijtje voorbeelden sekse ontbreekt. Evenmin wordt de positie van vrouwen geanalyseerd in de rest van de klassieke literatuur over dit onderwerp. Hoe valt deze lacune te verklaren? Ik zie twee mogelijkheden: 1 Wij hebben te maken met de onzichtbaarheidsvariant van seksisme: mannen zien over 't hoofd dat vrouwen bestaan. 2 Vrouwen zijn - denkt men - zo anders dan anderen dat niemand op het idee gekomen is ze erbij te betrekken.Ga naar voetnoot3 Nu heeft het ‘anders zijn’ bij andere minderheden ook lang de rechtvaardigingsgrond geleverd voor een andere behandeling. Maar onder invloed van maatschappijkritiek en wetenschap zijn die rechtvaardigingen gesneuveld. Kinderen leren tegenwoordig op school dat iemand met kroeshaar geen andersoortig mens is. Daarmee is racisme niet weg, maar het betere ik van de samenleving weet dat het verwerpelijk is. Mensen blijven echter ongelovig. Hun verstand zegt wel dat iemands huidskleur er niet toe doet, maar in de diepte ligt het anders. Die ongelovigheid kan verdwijnen met de tijd. Wanneer Franse antisemieten uit het begin van deze eeuw beweren dat joodse kinderen, in Frankrijk grootgebracht, niet in staat zijn het eigene van de Franse cultuur te begrijpen (en dus geen | |
[pagina 264]
| |
recht hebben op een studiebeurs) dan vinden wij dat niet alleen verwerpelijk, maar ook onzinnig. Niet alleen het verlichte ik tekent protest aan, het gewone ik doet ook al mee. In andere gevallen is het nog niet zover. Immigranten uit een ander werelddeel tonen zich beleefd; zij aarzelen, lachen, vragen, ook als de taal geen barrière vormt; de anderen zien hen als kinderlijk. Zo blijft de ongelovigheid bestaan. Wat mensen zien is dat minderheden zich anders gedragen en dat er samenhang in hun gedrag zit; om op een ander spoor te komen is meer nodig. Voor mijzelf zijn twee momenten onthullend geweest. Het eerste kwam toen ik las over een onderzoek in Canada. Proefpersonen telefoneerden òf in het Engels òf in het Frans met iemand anders. Was de voertaal Frans, dan stelden zij zich die iemand voor als sjofel gekleed en niet zo snugger. Was de voertaal Engels, dan zagen zij die iemand als welvarend en intelligent. Maar de iemand was in beide gevallen dezelfde persoon; het andere beeld werd louter bepaald door de taal. De tweede verschuiving kwam toen ik in de Sowjet-Unie was. | |
[pagina 265]
| |
Bij de verplichte bezienswaardigheden ontmoette ik voortdurend negers en daarmee was iets aan de hand. Na een paar dagen piekeren had ik het te pakken: zij liepen gezaghebbend door het leven, net als de meeste mannen uit het westen. Zij waren dan ook niet als aankomende bijstandtrekkers dat land binnengereisd, maar als personen met politiek gewicht. Mijn ongelovigheid was verdwenen: het andere gedrag was maatschappelijk bepaald, het andere beeld eveneens. | |
Verschillen tussen seksenBij vrouwen ligt het nog moeilijker. Zij gedragen zich niet alleen anders; tussen beide seksen bestaan onmiskenbaar lichamelijke verschillen. Vrouwen zijn dan ook de meest permanente minderheidsgroep uit de geschiedenis; niemand kan zich op dit moment voorstellen hoe zij zullen zijn wanneer hun minderheidspositie is verdwenen. Sterker: de ongelijkheid is uitgekristalliseerd in wat wij geslachtsrollen plegen te noemen en die zijn al zo oud, dat voor grensoverschrijders de straf gereed ligt in de taal: een manwijf en Jan Hen worden zij genoemd. De straf houdt in dat mensen aseksueel worden gemaakt; een manwijf is geen vrouw meer, een Jan Hen niet langer een man, - een krachtige rem op ander gedrag. Maar interessanter is vast te stellen waarom de straf wordt gegeven: grensoverschrijders respecteren de machtsverhouding niet: een manwijf neemt teveel macht, een Jan Hen te weinig. Zo is er, althans in dit stadium van de geschiedenis, nog een verschil tussen vrouwen en andere minderheden: wanneer bijvoorbeeld gastarbeiders hun bijzondere gedrag opgeven, is dat ongewoon, maar niet onrustbarend. Wanneer vrouwen of mannen dat doen, voelen mensen zich bedreigd: hun eigen identiteit lijkt in gevaar. Daarom is homofilie voor velen zo moeilijk te verteren: de geslachtsrol wordt aangetast tot in de kern. Het Nederlandse volk houdt het dan ook op schijnverdraagzaamheid; laat ze hun gang gaan, als wij maar niets hoeven te merken. Discriminatie van vrouwen en van homofielen heeft dus dezelfde wortels. En wanneer er straks een wet tegen seksediscriminatie komt, zoals voorgesteld door de Emancipatie | |
[pagina 266]
| |
Kommissie, dan dient die voor beide groepen te gelden.
De geslachtsrol, door ‘de natuur’ gerechtvaardigd, is bepaald door machtsverhoudingen; het gevolg is dat men niet alleen de rol als natuurlijk ervaart, maar ook de machtsverhoudingen zelf. In zijn studie over menselijke agressie geeft Anthony StorrGa naar voetnoot4 onbedoeld een illustratie. Hij beschrijft twee klassieke cartoons: op het ene een Neanderthaler met een knots die een vrouw aan de haren wegsleept; op het andere een vrouw van forse afmetingen die een klein mannetje uitfoetert. Zijn commentaar luidt dat het ene plaatje iets ‘rechtvaardigs’ heeft, of althans, dat wij ons niet generen als wij het zien, terwijl op het tweede beide partijen voor ons gevoel zichzelf omlaag halen. Mijn commentaar is dan weer dat het ook zielevorsers kennelijk moeite kost hun eigen ziel schoon te maken.
De conclusie die uit het voorgaande te trekken valt is dat de verhouding tussen de seksen bepaald is door ongelijkheid in macht. De rechtvaardiging daarvoor is helaas emotioneel zo diep verankerd, dat voor verandering meer nodig is dan wax verderop in dit nummer wordt betoogd. En wanneer feministen op 't ogenblik menen, dat een maatschappelijke verklaring van ongelijkheid tussen de seksen werkbaarder is, meer rendement oplevert dan een biologische, dan is dat niet omdat zij de natuur ontkennen maar omdat andere minderheden in sommige situaties ‘vrouwelijk’ optreden; ‘vrouwelijk’ gedrag is een reactie van mensen zonder macht.Ga naar voetnoot5 | |
Buitendienst en binnendienstZijn vrouwen nu anders dan mannen? De tijd zal het leren, of | |
[pagina 267]
| |
niet. Voor een politieke partij als de PvdA hoort zoiets volstrekt onbelangrijk te zijn: het ideaal van gelijkheid - o Nederlandse taal! - betekent niet dat de mensen eender moeten worden, maar dat zij dezelfde rechten, plichten en mogelijkheden krijgen. Sterker: als de PvdA glashelder wil aantonen dat gelijkheid niet tot eenvormigheid leidt maar tot grotere verscheidenheid - anders gezegd dat gelijkheid vrijheid kan versterken - moet zij bij het feminisme te rade gaan: wanneer vrouwen en mannen verlost worden van hun geslachtsrol, kan het eigene van ieder mens beter aan bod komen dan nu.
Nu is de situatie van vrouwen niet altijd eender geweest. Wat simplistisch gesteld leefden zij tot het eind van de achttiende eeuw onder een patriarchaal bewind: de vrouw was minder, zij hoorde ondergeschikt te zijn. De vrouw is de man gehoorzaamheid verschuldigd, predikte de kerk. En volgens Rousseau moesten vrouwen zo worden opgevoed, dat zij mannen in alles van dienst zouden zijn. In de loop van de negentiende eeuw, toen een vleugje gelijkheidsdenken over het westen had gewaaid, kwam er een ander regiem dat ik het liefst paternalistisch noemGa naar voetnoot6: vrouwen waren alleen nog maar anders. De door god verordineerde ongelijkheid werd vervangen door de mythe van de gelijkwaardigheid. Daarop werd een romantisch ideaalbeeld opgebouwd: de man trok het vijandige leven in: de vrouw zorgde voor de hemelse rozen. De vrouw werd het dier met de thuiswaarde, zoals Konrad Lorenz het later zou formuleren. Voortaan werd de onderdrukking in stand gehouden via complimenten en blaam: de vrouw als opvoedster van de komende generatie werd op de troon gezet: aanvankelijk hét argument voor onderwijs aan meisjes - helaas voor de werkende stand later uitgebouwd tot de huishoudschool. De leus ‘het woord te voeren past den man’ werd vervangen door ‘echte vrouwen kunnen zo goed luisteren’. Wie zich niet aanpaste, werd onvrouwelijk en weer wat later neurotisch | |
[pagina 268]
| |
bevonden.
Het romantisch ideaalbeeld miste zijn uitwerking niet. De man was er voor ‘de buitendienst’, de vrouw voor ‘de binnendienst’. Dit in Nederland al eerder gebruikelijke patroon werd nu tot norm verheven en ging gelden voor alle bevolkingslagen. Ook de arbeidersbeweging nam het over: de overbelaste arbeidersvrouw moest terug naar haar gezin; de man hoorde zoveel te verdienen dat hij kostwinner kon zijn. Het systeem dat zo gegroeid is, heeft een aantal nadelen: 1 Alle vrouwen werden geschikt geacht voor hetzelfde soort werk. 2 Als het huwelijk voortijdig aan een eind kwam konden vrouwen niet op eigen benen staan. 3 Meisjes hielden een halfslachtige relatie tot hun eigen toekomst: leren voor een beroep of niet? Gevolg: de onderwijsdeelname van meisjes bleef gering en twee soorten vrouwen werden de dupe: a vrouwen zonder opleiding die niet trouwden en vaak vijftig jaar slechtbetaald rotwerk deden, zonder dat iemand voor hen zorgde; b vrouwen met een goede opleiding die voor het dilemma ‘kiezen of delen’ werden geplaatst: òf partnerloos en kuis, òf geschamper over geldverspilling. 4 Jaloezie tussen vrouwen werd maatschappelijk vastgelegd. Gehuwde vrouwen waren immers ‘geborgen’, ongehuwde ‘vrij’.
Het wezenlijke bezwaar tegen deze situatie was echter, dat de verhouding tussen de seksen bestendigd werd volgens een ongelijkheidsmodel: mannen waren economisch zelfstandig, vrouwen niet. Zij dienden hun werkkracht gratis beschikbaar te stellen in ruil voor voeding, kleding, onderdak en een zekere mate van bescherming. Daardoor bleef huishoudelijk werk laag aangeschreven staan (ook financieel); veelal werd het niet beschouwd als werk. Daarmee was ook de rechtvaardiging gevonden voor ongelijke betaling van vrouwen en mannen, met als volgende consequenties: de vrouw als goedkope onderkruipster op de arbeidsmarkt en opsplitsing van het arbeidsproces in vrouwen- | |
[pagina 269]
| |
sectoren (laag betaald) en mannensectoren (hoger betaald).Ga naar voetnoot7 Uiteraard had deze onzelfstandigheid gevolgen in de menselijke ziel; vrouwen werden afhankelijke, kwetsbare wezens. Sterker: kwetsbaarheid maakte vrouwen aantrekkelijk. Carmiggelt bracht dat fraai onder woorden: ‘Zij had, wat men noemt, regelmatige gelaatstrekken. Toch was zij niet moi, maar vervaarlijk. Zij miste dat vleugje weerloosheid.’Ga naar voetnoot8 Verderop in zijn column mijmert hij over haar toekomst en u had het al geraden: zij huwt een sukkel, waarmee we terug zijn bij het tweede cartoon van Anthony Storr. Het thema van de weerloze vrouw heeft tal van kunstenaars aan stof geholpen en de consumenten van hun produkten tot tranen toe geroerd: wat is het leven toch tragisch. Maar dat dit soort tragiek wel eens maatschappelijk bepaald kon zijn komt nog altijd niet in de hoofden van critici op.Ga naar voetnoot9 En al komen wij vrouwen die vluchten in dood of waanzin niet dagelijks tegen: de mildere gevolgen van kwetsbaarheid, valium en depressies, zijn ons allen welbekend.
Samenvattend: Wanneer vrouwen tegenwoordig een andere positie hebben dan mannen dan komt dat niet doordat zij anders zijn maar, net als bij andere minderheden, door verschillen in macht, die worden goedgepraat met een beroep op de natuur. En wanneer een samenleving zo is ingericht, dat een bevolkingsgroep materieel van haar macht beroofd wordt en mentaal van haar kracht, dan is dat onrecht. Nu is onrecht altijd een zedelijk probleem; een maatschappelijk probleem wordt het pas als er protesten rijzen. De geschiedenis kortsluitend wil ik stellen, dat daarvoor in de jaren zestig de materiële basis aanwezig was. De volgende criteria lijken mij van belang: | |
[pagina 270]
| |
- Door de dreigende overbevolking, de uitvinding van de pil en het aanvaarden van anticonceptie stonden moederschap en de mythe dooromheen op de helling. - Door de economische hoogconjunctuur was er vraag naar vrouwelijke arbeidskrachten; doordat mensen steeds jonger trouwden had de arbeidsmarkt niet meer genoeg aan ongehuwde vrouwen. - Door het schaarser en duurder worden van vrouwelijke arbeidskrachten was een onvrede-kanaliserend mechanisme (dat in ontwikkelingslanden nog bestaat) uitgevallen: vrouwen met een goede opleiding, die in de gelijkheidsidealen van het onderwijs hadden geloofd, konden geen dienstmeisje meer krijgen en zaten met kleine kinderen opgesloten in gehorige flatjes. Dit leidde in 1968 tot de oprichting van de actiegroep Man Vrouw Maatschappij - in Nederland het startsein voor de tweede feministische golf. | |
Kortstondige veranderingenVoor het protest van de pioniers was, om het in vaktaal te zeggen, een referentiekader aanwezig: op school of aan de universiteit hadden zij zich beschouwd als de gelijken van mannen (allerlei onderhuids seksisme werd toen nog niet als zodanig herkend) en plotseling bleek de ene helft wel verder te mogen, de andere niet. Met opzet noemde ik de dienstmeisjes, teneinde op het verwijt te kunnen ingaan dat het feminisme elitair zou zijn. Meestal zijn het de beter opgeleiden uit een minderheidsgroep die als eersten vorm geven aan protest. Voorzover dat mannen waren, heeft niemand daar ooit bezwaar tegen gemaakt. Bij vrouwen mag dat kennelijk niet. Voor dit merkwaardige verschijnsel heb ik nog geen verklaring gevonden - tenzij het gewoon weer seksisme zou zijn.Ga naar voetnoot10 | |
[pagina 271]
| |
De sector waar even wat veranderde was de arbeidsmarkt. Vrouwen werden daar enthousiast binnengehaald: deeltijdarbeid, tweelingbanen, crèches - alles wat nooit gekund had kon plotseling wel. ‘Doe de vrouw de deur uit’ riepen krantenkoppen en voor de goegemeente werd emancipatie synoniem met het buitenshuis werken van de gehuwde vrouw. Wat achteraf opvalt is dat daarmee niets ter discussie werd gesteld: iedereen bleef de binnendienst beschouwen als het domein van de vrouw. Titels van studies uit die tijd zijn veelzeggend: ‘De niet-aanwezige huisvrouw’, ‘De dubbele rol van de vrouw’.Ga naar voetnoot11 Sterker: vrouwen die ‘werkten’ gingen uit schuldgevoel hun man ontlasten: uit tijdsbestedingsonderzoek blijkt, dat vrouwen met een baan minder hulp krijgen van hun echtgenoot dan vrouwen zonder baan. ‘Als je zo nodig moet zijn de gevolgen voor jouw rekening’ werd kennelijk het devies van beide partijen.Ga naar voetnoot12 De negentiende-eeuwse arbeidersvrouwen hadden zich kapot gewerkt; de nieuwe vrouwen op de arbeidsmarkt raakten opnieuw overbelast; alleen was dat nu een recht geworden in plaats van een noodzaak.
Inmiddels - wij schrijven tien jaar later - wordt ook dat recht weer aangevochten, zelfs binnen de PvdA. Sommigen formuleren het schijnheilig en spreken van één baan per gezin; anderen zeggen opnieuw hardop dat vrouwen kostwinners het brood niet uit de mond mogen stoten; hier en daar worden al weer regelingen getroffen waardoor gehuwde vrouwen het eerst de laan uitvliegen. Ondertussen gieren de geregistreerde werkloosheidscijfers van vrouwen omhoog; de verborgen werkloosheid is nog veel groter. Als vanouds bleken vrouwen het elastiek in het arbeidsbestel. En nu het tij gekeerd is, verwacht men het op- | |
[pagina 272]
| |
nieuw van vrijwilligerswerk; ditmaal mag het ook op feministische grondslag. Vrouwen mochten meedoen op de condities van het bestel - dat was wat de feministen ontdekten. Eerdere generaties hadden dat, soms morrend, geaccepteerd; zo lagen de zaken nu eenmaal. Het kon ook moeilijk anders: zij waren nog druk bezig te bewijzen dat vrouwen het net zo goed konden als mannen. Dat had geleid tot het systeem van symbolische vertegenwoordiging: één persoon, het vrouwelijk element geheten, werd geacht te spreken namens de helft van de bevolking, waarvan zij al snel vervreemdde. Nieuwere lichtingen kwamen tot de conclusie, dat het op die manier nooit zou lukken. Wat zij ontdekten was dat vrouwen een minderheidsgroep zijn in een bijzondere situatie: de geslachtsrol heeft namelijk consequenties voor alle terreinen van het leven. Materieel komt dat tot uiting in een complementaire verdeling van arbeid: er bestaat vrouwenwerk en mannenwerk; dat onderscheid reikt verder dan binnendienst en buitendienst. Sociologisch in de wet van Sullerot: binnen de samenleving bestaat vrouwelijk grondgebied en mannelijk. Onafhankelijk van wat mensen daar doen genieten mannelijke grondgebieden meer aanzien dan vrouwelijke (resultaat: meer macht en inkomen); wanneer een vrouwengebied een mannengebied wordt stijgt het in aanzien; andersom daalt het in aanzien. Vrouwen zijn dus een minderheidsgroep die niet louter langs de gewone weg in de samenleving geïntegreerd raakt, dat wil zeggen op voet van gelijkheid kan gaan meedoen. Bij de ‘gewone weg’ - in Nederland bewandeld door de arbeidersbeweging, katholieken, kleine luyden - horen: het opbouwen van eigen instituties (vu; confessioneel onderwijs); sterk leiderschap; deelname aan hogere vormen van onderwijs plus stijging op de maatschappelijke ladder; eigen politieke partij(en) en andere hecht gestructureerde organisatievormen, zoals vakbonden. Sommige van deze zaken moeten voor vrouwen ook; maar maatschappelijke integratie vereist in de eerste plaats dat vrouwen door de samenleving als gelijken worden gezien en | |
[pagina 273]
| |
behandeld. In de praktijk zijn daarvoor drie soorten structuurveranderingen nodig: - arbeid en soorten arbeid herverdelen over de seksen; - alle taken, rollen, functies enzovoort gemengd maken; - zorgen dat vrouwen gaan beschikken over de helft van de politieke en maatschappelijke macht.
Hier beperken wij ons tot één van de ‘Grote Drie’: herverdeling van buitendienst en binnendienst, met als uitvloeisel de invoering van een vijf-urige werkdag. Wij achten dat een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde voor de gelijkheid tussen de seksen. Toen wij onze eerste ideeën hierover op papier hadden gezet, stuurden wij ze aan een aantal partijgenoten. Hun commentaren waren voor ons uiterst leerzaam. Het lijkt dan ook zinvol daarbij stil te staan. ‘Jullie gedachten ademen een geest van dwang’ was een veelgehoorde reactie. Wij werden daar wat treurig van. PvdA-ers die overhoop plegen te liggen met de regelzucht die in het vrije spel der maatschappelijke krachten besloten ligt, begaven zich nu in de rol van vvd-ers die ‘vrijheid’ mompelen zonder verder na te denken en die maatschappelijke problemen terugverwijzen naar het individu. ‘Het gaat om keuzevrijheid,’ zo vermaande men ons, de term die in de jaren zestig het buitenshuis werken van gehuwde vrouwen begeleidde. Ons antwoord is: die keuzevrijheid is een mythe; ze bestaat alleen voor een beperkte groep: sommige soorten gehuwde vrouwen, en in beperkte mate: zij mogen meedoen als de economie zulks toelaat. Waar wij naar toe willen is een zodanige inrichting van het arbeidsbestel, dat iedereen - tenzij oud, jong of ziek - daar in mee doet. Op de lange duur betekent dat een arbeidsplicht, ook voor gehuwde vrouwen. Niet in de zin dat die wettelijk wordt voorgeschreven, maar op de manier waarop die nu ook voor anderen geldt: van mannen en niet-gehuwde vrouwen wordt verwacht dat zij hun eigen brood verdienen. Wij menen dat daarmee gelijkheid bevorderd wordt.Ga naar voetnoot13 ‘Invoering van een vijf-urige werkdag, is dat wel eerlijk tegenover de rest?’ vroegen anderen ons. Het hangt er van af wie je de rest noemt, zeggen wij. Twee soorten mensen profiteren in | |
[pagina 274]
| |
elk gevalGa naar voetnoot14: vaders van kinderen onder de achttien en vrouwen. Bij elkaar zijn dat achteneenhalf miljoen Nederlanders.Ga naar voetnoot15 Vaders hoeven niet meer alleen de kost te verdienen; zij kunnen hun kinderen helpen opgroeien. Vrouwen worden gelijker: 1 Huishouden en kinderen grootbrengen is niet langer hun natuurlijke taak. 2 Zij hoeven niet langer een arbeidsreserve te zijn, als laatste ingehuurd, als eerste weggestuurd. 3 Werkgevers hebben geen materiële gronden voor discriminatie meer; vrouwen zijn permanente arbeidskrachten. 4 Gehuwde vrouwen worden financieel zelfstandig. 5 Meisjes weten waar ze aan toe zijn; het kiezen van een beroep wordt een serieuze zaak. | |
Een plan van de machtDe PvdA is veel meer erfgenaam van Marx dan zijzelf beseft, zei een bevriend partijgenoot eens tegen mij. Aan die uitspraak moet ik denken als ik de standaard-tegenwerping tegen onze plannen hoor: de inkomensongelijkheid wordt groter.Ga naar voetnoot16 Waar mijn vriend op doelde was dat de PvdA nog altijd leeft bij het primaat van de economie. Niet in de zin dat economische gegevens ons de wet voorschrijven; dat is helaas vaak het geval. Maar in de zin dat alleen de verdeling van het geld se- | |
[pagina 275]
| |
rieuze aandacht krijgt: spreiding van inkomen, kennis en macht verschrompelt tot de arbeider met zijn auto, plus wat welzijn. Is dat moedeloosheid omdat alleen de inkomensnivellering een beetje is gelukt? Naar mijn mening ligt het anders: de PvdA weet geen raad met hèt politieke probleem van iedere samenleving: de psychologische en materiële verdeling van macht. Hoe heeft zij anders kunnen dulden, dat in Nederland een elite is ontstaan - universitair gevormden van het mannelijk geslacht - die van alles meer heeft: macht, inkomen, kennis plus prestige? Hoe komt het anders dat in de hogere regionen van de partij alleen die elite serieus genomen wordt - behalve als het om de centen gaat? Hoe valt anders te verklaren dat alle posities in de partij - congres, partijraad, vertegenwoordigende lichamen, partijbestuur - worden bezet door één soort mensen: bovenmodale werknemers, blank, goed opgeleid, van één sekse, geconcentreerd in een bepaalde leeftijdsgroep - met wat symbolische vertegenwoordiging van de rest? Wat ik zojuist betoogd heb is ongenuanceerd en onrechtvaardig, ik weet het. Maatschappelijke ontwikkelingen voltrekken zich vaak zonder dat een politieke partij daar greep op heeft en wie zich inlaat met beleid komt snel tot de conclusie, dat het betere de vijand is van het goede. Mensen kunnen niet meer dan zich bezighouden met brokjes en het valt niet mee die tot een geheel te maken. Bovendien heeft men wel geprobeerd te bedenken hoe macht beter te verdelen valt; een opsomming van verspreide pogingen laat ik achterwege.Ga naar voetnoot17 En ik neem het parlementariërs niet kwalijk als zij knokken voor de laagstbetaalden, integendeel; zij zijn veroordeeld tot de actualiteit, zoals beleidsmakers vaak veroordeeld zijn tot rampenbestrijding. Maar elders in de partij zou men denkwerk kunnen doen; The Rise of the MeritocracyGa naar voetnoot8 is al in 1958 verschenen. Zoals in de jaren dertig een plan van de arbeid is gemaakt, zo zou in de jaren tachtig een plan van de macht | |
[pagina 276]
| |
gemaakt kunnen worden. Zodra armoede is uitgebannenGa naar voetnoot19, zijn andere vormen van ongelijkheid ernstiger dan economische, dat is ons uitgangspunt. En van daaruit zeggen wij dat de financiële zelfstandigheid van de vrouwen voorrang verdient, ook al zou dat de economische ongelijkheid tussen gezinnen tijdelijk groter maken. Immers: alleen een structurele omvorming van het arbeidsbestel kan vrouwen - voor een deel - van hun minderheidsstatus afhelpen.Ga naar voetnoot20 | |
Tegen huishoudloonEr is nog een reden waarom wij voor een vijf-urige werkdag kiezen: de kans op een evenwichtiger bevolkingsopbouw wordt groter. Op het ogenblik is er een voorshands kleine | |
[pagina 277]
| |
groep jonge mensen, die het zonder kinderen doen omdat beide partners zich maatschappelijk willen ontplooien en zij niet zien hoe dat met ouderschap te combineren valt. Die keus kost strijd, ze plaatst mensen voor dilemma's die in een beter ingerichte samenleving onnodig zijn. Op zich al een gegeven dat aandacht van beleidsmakers verdient. Zoals de zaken nu staan wordt die groep in de verdediging gedrongen. Wie geen kinderen wil wordt van egoïsme beticht, mist haar bestemming of brengt mogelijke grootouders verslagenheid. Maar als de sociale druk vermindert of wegvalt lopen wij het risico te zijner tijd in een land te wonen met relatief veel bejaarden en relatief weinig jongeren. De oplossing die men elders voor dat probleem gezocht heeft: terugdringen van anticonceptie, abortusverbod, aanprijzen van de moeder van het jaar, achten wij uit den boze. De andere oplossing lijkt ons meer in overeenstemming met het recht op zelfbeschikking: bij een vijf-urige werkdag zijn binnendienst en buitendienst te combineren zonder dat vrouwen maatschappelijke randfiguren hoeven te blijven. Daarmee verwerpen wij twee andere voorstellen om de positie van vrouwen te verbeteren. De ene is invoering van een huishoudloon, ook wel ooievaarsregeling genoemd. Weliswaar wordt daarmee het tot nu toe economisch onzichtbare werk thuis erkend - wat een stap voorwaarts zou zijn, maar de gevaren zijn groter: zelfs als men mannen formeel de mogelijkheid biedt het dier met de thuiswaarde te worden, is de kans op rolbestendiging groot; meisjes weten nog steeds niet wat de toekomst brengen zal, vrouwen blijven tweederangskrachten in het arbeidsproces. Het andere voorstel omvat, net als het onze, op den duur een arbeidsplicht voor iedereen, maar wil één van de ouders van jonge kinderen (in de praktijk dus moeders) daarvan vrijstellen. Naar onze mening wordt daarmee het grootbrengen van kinderen schromelijk onderschat. Mensen zijn de enige diersoort met een lange leeftijd: onderwijs en aanverwant kunnen maar een stuk daarvan verstandig vullen. Weliswaar hebben jongere kinderen meer verzor ging nodig dan oudere, maar het verantwoord grootbrengen van kinderen neemt twintig jaar in beslag, en die twintig jaren vallen samen met wat in het leven van mensen als de meest produktieve periode wordt be- | |
[pagina 278]
| |
schouwd. Het lijkt ons zinnig beide zaken, meer gelijkheid voor vrouwen en het goed opvoeden van kinderen, te combineren. Het lijkt ons ook zinnig als vaders daarbij niet langer de grote afwezigen zijn.
Wanneer wij huishoudloon verwerpen, dan is dat dus niet omdat wij de binnendienst onbelangrijk vinden. Integendeel, het beleid heeft de binnendienst schromelijk verwaarloosd. Uit tijdbestedingsonderzoek blijkt, dat Nederlandse vrouwen nog steeds veel tijd aan de binnendienst besteden, minstens vijfendertig uur per week. Gedeeltelijk komt dat doordat de meeste huishoudapparaten meer arbeid verplaatsen dan besparen, gedeeltelijk doordat de standaarden hoger zijn geworden, maar voor een groot deel ook - en daar lijkt niemand oog voor te hebben - doordat ontwikkelingen in de samenleving op de binnendienst worden verhaald. Ik noem er een paar: - de uitbreiding van het verkeer. Het is tegenwoordig onverantwoord kleine kinderen zonder toezicht te laten buitenspelen; ook grotere kunnen niet meer zelfstandig naar school; - de achteruitgang van de dienstverlening. Minder bezorging thuis, geen afspraak over het tijdstip van aflevering/reparatie, weinig gewone winkels, geen fiets- en schoenmakers in de buurt; - de uitbreiding van de gezondheidszorg, met als stelregel: de klanten kunnen wachten; alleen de tijd van werkers is kostbaar; - veranderingen/vernieuwingen in het onderwijs. Wat vroeger een intellectualistisch, maar samenhangend systeem was is veranderd in fragmenten kennis zonder ordening, met teveel wel of niet onder woorden gebrachte leerdoelen tegelijk. Niet alleen onrechtvaardig jegens moeders (die immers een groot stuk van de schoolbegeleiding voor hun rekening nemen), maar ook jegens kinderen, in het bijzonder uit ‘lagere’ milieus; --de vakantiespreiding, die een chaos heeft veroorzaakt in de kleinere schoolvakanties.
Van de factoren die de binnendienst bedreigen, heeft alleen het verschijnsel van de groene weduwen, veel te laat, enige | |
[pagina 279]
| |
aandacht gekregen. En voorzover er inspraak van vrouwen bestond, beperkte die zich tot het meebepalen van de hoogte van het aanrecht. Al deze ontwikkelingen hebben zich buiten vrouwen om voltrokken en als ik de jammerklachten over de verzorgingsstaat hoor die momenteel zo in de mode zijn, denk ik: binnenkort worden er weer nieuwe taken op onbetaalde vrouwen afgeschoven, dat is immers goedkoper. Kortom: de binnendienst is vergelijkbaar met milieu en energie: ten behoeve van welvaart, verbeteringen, sanering en rendement elders wordt op deze terreinen een prijs betaald, die niet tot uiting komt in het bruto nationaal produkt. En zoals vrouwen tot nog toe het elastiek zijn geweest op de arbeidsmarkt, zo wordt de binnendienst behandeld als het elastiek in de samenleving. Ons uitgangspunt is dat meer efficiency elders niet mag leiden tot minder efficiency thuis. Daarom vinden wij dat alle beleidsplannen en alle maatschappelijke trends getoetst moeten worden op hun gevolgen voor de binnendienst. Aangezien beleidsmakers meestal vergeten dat er vrouwen bestaan, zal het nodig zijn feministen voor dat doel op te nemen in beslissingsstructuren. De eerste wantoestand die uit de wereld moet is de verbrokkeling van de schooltijden. Ontstaan in een agrarische samenleving waar mensen tussen de middag een stevige hap nodig hadden, zijn ze sinds lang uit de tijd; in het buitenland bestaan dan ook al jaren schoolkantines, die de kinderziel niet lijken aan te tasten. | |
Tijd is geld‘Als een vijf-urige werkdag bestaat, mag Den Uyl dan ook nog maar vijf uur werken?’ zo vroeg ons een hooggeleerde briefschrijver. Aan de oppervlakte was die vraag onzinnig: onder het regiem van de veertig uur zijn er velen die veel langer bezig zijn. Sterker: in de bovenlaag van de samenleving wordt dat als een morele plicht gezien. Bij nader inzien was die vraag dus zo onzinnig niet: de weg naar invloed en prestige loopt via het investeren van tijd. ‘Tijd is geld’ zei men vroeger; tegenwoordig kan men beter zeggen | |
[pagina 280]
| |
‘tijd is macht’. Daarom doet de PvdA aan schijndemocratisering wanneer ze enerzijds mensen de mogelijkheid geeft zichzelf kandidaat te stellen voor politieke functies; anderzijds van kandidaten verlangt dat ze tien uur per dag in touw zijn. Daarom is het ook kortzichtig te veronderstellen, dat vrouwen wel zullen doorstromen naar de top wanneer hogere functies voor hen worden opengesteld: wie thuis vijfendertig uur in de weer is, kan geen zeventig uur in een baan investeren. Van spreiding van macht komt niets terecht als de binnendienst niet ook wordt herverdeeld. Tot nog toe is dat niet gebeurd, zoals wij al zagen.Ga naar voetnoot21 Wat wij dus nodig hebben zijn andere normen. Normen die de zwoeger buitenshuis niet meer verdienstelijk achten; die iemands waarde niet afmeten aan de vraag of hij getrouwd is met zijn werk. Daarom stelt Michiel van Hasselt voor het in sommige kringen gebruikelijke patroon als veeltijdarbeid aan te duiden.Ga naar voetnoot22 Psychologisch zetten mannen de eerste stap naar een vijf-urige werkdag als ze weigeren langer te werken dan de veertig uur waarvoor ze zijn ingehuurd. En, als ik wie dat proberen mag geloven, het is niet alleen een gevecht tegen collega's en chefs, die zich bedreigd voelen, maar ook tegen de vijand van binnen, het werk als opium. In sommige kringen weet wie 's avonds niet vergadert of achter zijn bureau zit, geen raad met zichzelf. Materiële steun verdienen de mannen die een kortere werkweek willen dan de gangbare, in plaats van de tegenwerking die ze nu ontmoeten. Bij de overheid zou de regel ingevoerd kunnen worden, dat een geleidelijk op te voeren percentage functies, op alle niveaus, in deeltijdarbeid wordt vervuld, voor de helft door mannen. Als dat gebeurt kan een voorhoede, die in emancipatiekringen de mannenbeweging heet, de helft van het werk thuis overnemen. Een voorwaarde is wel dat zij evenzeer door rechtvaardigheidsgevoel als door vrijheidsdrang wordt bewogen. Wanneer mannen alleen maar dromen van meer vrije | |
[pagina 281]
| |
tijd en een prettiger omgang met meer gevoel komt er van herverdeling niets terecht. Thuis bezig zijn is niet louter vervelend. Het contact met de kinderen wordt gemakkelijker. Als ze thuiskomen vertellen ze wat ze op het hart hebben, ontdekte een werkloze vader. En toen hij weer aan de slag was, verzuchtte hij: ‘De verhalen van kwart over vier zijn om half zeven opgedroogd.’ Hij had even geproefd wat vaderschap zou kunnen worden. Pa achter de theepot is één; kinderen de binnendienst leren is twee. Niet alleen opdat zij zich kunnen redden, zoals dat heet, maar opdat zij beseffen dat die deel uitmaakt van het menselijk leven. Dat soort opvoeden moet doorwerken in het onderwijs. Dus: schoolboeken met andere inhouden: stofzuigende jongens bijvoorbeeld en vaders bij zuigelingenzorg. Voorts: op de middenschool een goed doordacht pakket kinderverzorging en huishouden - vanuit gelijkheidsoogpunt even belangrijk als weerbaarder mensen maken. En misschien is het nodig jongeren bij het voortgezet onderwijs minder te belasten: pas als moeders niet meer hoeven te denken ‘ze hebben het al zo druk’, komt er van emancipatie-opvoeding iets terecht. Die opvoeding omvat meer: mannen hebben de neiging dingen te doen op de tijd/de manier die hurt schikt. ‘Ik ben moe,’ zegt een man, of ‘Ik heb nu wat anders,’ vergetend dat de binnendienst dag en nacht doorgaat. Mannen zijn immers de mensensoort die de tijd kan indelen; vrouwen de mensensoort die gestoord mag worden. Dat probleem is bij wijze van spreken pas opgelost wanneer vaders van een huilend kind even snel wakker worden als moeders. Er is een nog diepere laag: de vanzelfsprekendheid waarmee vrouwen hun plannen afstemmen op anderen, de vanzelfsprekendheid waarmee mannen hun gang gaan in het leven. Dat veranderen vind ik het moeilijkste aan opvoeden: jongens inlevingsvermogen bijbrengen, meisjes leren daar niet aan toe te geven. Wanneer niet alleen ouders, maar ook beroepsopvoeders dat doen zijn we op weg. Zoals gezegd: herverdeling van binnendienst en buitendienst achten wij een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde voor gelijkheid tussen de seksen. Het is namelijk denkbaar dat eerlijk delen van binnendienst en buitendienst | |
[pagina 282]
| |
de norm en de praktijk wordt, terwijl vrouwen toch geconcentreerd blijven in de ‘mindere’ sectoren van het arbeidsproces en maatschappelijk geen macht bezitten. Daarom is een emancipatiestrategie noodzakelijk die de Grote Drie - herverdeling van arbeid, gemengd maken van alle bezigheden en herverdelen van macht - gelijktijdig aanpakt. Maar dat is stof voor een ander nummer. |
|