Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 247]
| |
De politieke beperkingen van het goede hartGa naar voetnoot*Enige tijd geleden bracht het nos-tv-programma ‘Ot en Sien’ een documentaire over de door vrouwen opgerichte vredesbeweging in Ierland. Gedeeltelijk was het een indrukwekkende uitzending. De vrouwen die aan het woord kwamen toonden zich moedig; zij beschikten zelfs over het moeilijkste soort moed dat mensen kunnen veroveren: zij namen het risico dat hun kinderen het slachtoffer werden van represailles. Toch was ik achteraf teleurgesteld; noch de interviewster noch de vertegenwoordigsters van de vredesbeweging hadden met één woord gerept over een politieke oplossing voor de strijd in Ierland: het ‘hoe’ van de vrede bleef buiten beschouwing. Later praatte ik over de uitzending met een paar feministische vriendinnen. Tot mijn droeve verbazing hadden zij dezelfde instelling als de vrouwen op het scherm, die avond: zij konden zich voorstellen dat ze in een gruwelsituatie als de Ierse in actie zouden komen; maar als de impasse was doorbroken beschouwden ze hun taak als volbracht, dan werden de kinderen en het dagelijks werk weer dringender zaken. In het klein speelde zich hier af wat zich bij vrouwen eerder heeft voorgedaan: in bevrijdingsbewegingen en in tijden van oorlog werden zij actief: de nood was aan de vrouw gekomen. Maar als de wapens waren neergelegd trokken zij weer naar huis: het regelen van de vrede en het bestieren van de wereld lieten zij aan de mannen over. ‘Moeders willen vrede’ bleef een humanitair verlangen; het mondde nooit uit in een politiek programma. | |
[pagina 248]
| |
Wij vrouwen zijn geneigd pas in actie te komen als het werkelijk de spuigaten uitloopt. In Nederland hebben we dat gezien tijdens de Bloemenhove-affaire.Ga naar voetnoot* Toen kon plotseling vrouwelijke energie worden gemobiliseerd; toen bleven vrouwen dag en nacht op hun post. Maar het politieke lobby-werk dat had moeten volgen bleef vrijwel achterwege; het resultaat is dat we nu nog jaren in de zorgen zullen zitten over de abortus. Hoe valt deze manier van optreden nu te verklaren? Mijn stelling is dat vrouwen door de patriarchale cultuur worden gemodelleerd tot een bepaalde vorm: de mensensoort met het goede hart. Dat type mens komt pas in actie als het recht tot handelen al bijna een zedelijke plicht is geworden. Het houdt zich niet bezig met het voorkómen of saneren van maatschappelijke misstanden; het beperkt zich tot menslievendheid: als de oorlog is uitgebroken snellen de vrouwen naar de ambulances. De opsplitsing in binnenhuis- en buitenwereld-functies is dus niet de enige terreinverdeling die tussen de seksen bestaat; er is een andere: mannen nemen de wereld voor hun rekening, vrouwen het wereldleed.
Het goede hart doemt vrouwen tot politieke machteloosheid; hoe komt het dan dat zij niet zeggen: weg ermee? Het antwoord lijkt mij eenvoudig: reactiepatronen raak je niet zomaar kwijt en bovendien: het goede hart biedt mensen zonder macht belangrijke voordelen: - het is veilig: je bent ontbaatzuchtig, je handen blijven schoon - het is makkelijk: je hoeft niet na te denken, je doet wat je hand vindt om te doen - het geeft moreel overwicht: wie schone handen heeft mag hoofdschuddend oordelen over andermans misstappen. | |
[pagina 249]
| |
Bij mijn weten is de ‘radicale therapie’, voor zover voortgevloeid uit de transactionele analyse, de eerste psychologische school geweest die pogingen heeft gedaan om de neurotiserende tendensen, eigen aan de vrouwen- en mannenrol, in kaart te brengen. Deze worden beschreven in een aantal ‘levensscenario's’ waarop ik hier niet verder in ga.Ga naar voetnoot1 Simplistisch gesteld komt het hierop neer: een evenwichtig mens is iemand bij wie ouder, kind en volwassene in goede harmonie met elkaar omgaan. Jammer genoeg maakt de conditionering tot vrouw of man dat mensen scheef groeien; mannen leren alleen de rationele volwassene te gebruiken, vrouwen alleen het spontane kind en de koesterende ouder. Bij mannen als groep leidt dat tot misvorming: ze ontlenen aan hun bezigheden hun identiteit; zonder hun rol zijn ze niets. En aangezien ze zichzelf niet kunnen koesteren en niet kinderlijk spontaan kunnen zijn zoeken ze compensaties: status en macht zijn daarvan voorbeelden. Vrouwen worden ook misvormd: het zijn afwisselend ouder en kind die de dienst uitmaken; het is niet de rationele volwassene, gesteund door de andere twee, die de teugels in handen heeft. Moraliseren is de schaduwzijde van de ouder; anarchie, afkeer van spelregels, de schaduwzijde van het kind. Sociologisch bezien bestendigt de rolconditionering de machtsverhoudingen tussen de seksen: mannen besturen de wereld, helaas vanuit hun misvormingen; vrouwen oefenen indirect macht uit over mensen, vooral via de vermanende wijsvinger van het fatsoen. | |
ScheefgroeiMijn volgende stelling is dat die scheefgroei terug te vinden is in het feminisme; dat het bondgenootschap tussen moeder en kind zonder het verstand als roerganger een aantal kwalijke gevolgen heeft gehad. | |
[pagina 250]
| |
1 De vermanende moeder vinden we terug in de strijd om het kampioenschap schone handen, in de Verenigde Staten ‘I am holier than thou’-feminisme geheten. Een groepje zuiveren in de leer roept zichzelf uit tot voorhoede; wie niet aan de norm voldoet is verdacht. De verdachten wisselen: wie een sterke vrouw is, onderdrukt andere vrouwen; wie gezond verstand en kwaliteit wenst is ‘masculinistisch’; wie met feminisme geld verdient, verraadt de goede zaak. Nu heeft iedere sociale beweging natuurlijk haar scherpslijpers die een deel van de problematiek tot kern bestempelen en van daaruit anderen verketteren. Mannen zijn daar door hun opvoeding echter beter tegen bestand dan vrouwen. Ook als vrouwen feministes worden, blijven ze nog een tijd gevoelig voor morele druk. Het resultaat is schuldgevoel en verlamming binnen de beweging; wat volgens de ideologische meetlat niet honderd procent is, mag niet. 2 Het anarchistische kind vinden we terug in de tirannie van de structuurloosheid. Het uitgangspunt is: wij zijn tegen macht. Dus is iedereen welkom op onze volksvergadering: we praten tot we het eens zijn. Deze werkwijze heeft een aantal gevolgen: - vergaderen wordt een uitputtingsslag; wie kinderen heeft en/of een baan kan niet meedoen - er is geen continuïteit: steeds weer anderen komen een keertje langs - de duidelijkheid raakt zoek: niemand weet wie verantwoordelijk is voor wat en voor hoe lang - maar vooral: de macht is niet weg, maar onder de tafel gewerkt; de dienst wordt uitgemaakt door een klein clubje, in vaktaal in-group geheten. Het lijkt me zaak een aantal spelregels van de ouderwetse democratie in ere te herstellen; die zijn tenslotte niet voor niets bedacht. Ik noem er een paar: er worden afspraken gemaakt over wie bij de groep hoort en wie niet; als er geen overeenstemming te bereiken valt kunnen besluiten genomen worden bij meerderheid van stemmen; zaken worden voor een bepaalde tijd gedelegeerd aan bepaalde personen; die krijgen een opdracht en een verantwoordingsplicht. Dit alles doen wij op feministische basis: we willen samenwerken, dus houden we de menselijke betrekkingen schoon.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 251]
| |
3 De onderontwikkelde volwassene vinden we terug in de ‘le-ve-het-gevoel’-beweging. In het feminisme komt die vooral tot uiting in het taboe op analytisch denken en de roep om ‘vrouwelijke’ vormen van wetenschapsbeoefening. Ik ben daar vierkant tegen. Natuurlijk wemelt het in de wetenschap van allerlei soorten seksisme; daarvan moet nodig een typologie worden gemaakt. En natuurlijk zijn er in dat bedrijf hogepriesters die hun bedoening omgeven met gewichtigheidsrituelen; ook die moeten nodig worden geïnventariseerd. En natuurlijk ben ik voor vrouwenstudies, mits kwalitatief van hoog niveau, en op voorwaarde dat ze zo snel mogelijk als verplicht onderdeel worden opgenomen in het studiepakket van iedereen. Maar wanneer wetenschap seksistisch is of malle spelregels hanteert deugt die wetenschap niet, de remedie is dan: saneren, niet: nog verder opsplitsen.
De drie genoemde schaduwzijden van de vrouwenrol vinden we terug in de vlucht in de utopie. De leus uit de begintijd van de tweede golf, ‘de helft van de macht’, werd vervangen door de slagzin ‘afschaffing van de macht’. Het streven naar gelijkheid werd gebrandmerkt als ‘belangenbehartigingsfeminisme’, want voor het goede hart is meer rechtvaardigheid niet nobel genoeg. En in plaats van de samenleving te veranderen riepen we onszelf uit tot de ‘betere’ mensensoort die zich tot vrouwelijke waarden diende te bekennen. Dit alles was vermoedelijk onvermijdelijk en zelfs noodzakelijk: iedere sociale beweging die zichzelf respecteert dient het paradijs op aard in haar vaandel te voeren (verderop doe ik daar ook aan mee). Iedere minderheidsgroep-in-opstand kent een fase van op-de-borst-klopperij, vertoont afscheidingsneigingen en valt bij de onderlinge omgang terug in minderheidsgedrag. Tenslotte wil iedere revolutionaire beweging nieuwe vormen van democratie, omdat zij de bestaande - gedeeltelijk terecht - als verstard en onderdrukkend be- | |
[pagina 252]
| |
schouwt. Maar al die verschijnselen samen maakten dat we niet onder ogen hoefden te zien hoe schrikbarend groot de maatschappelijke machteloosheid van vrouwen wel is, laat staan dat we daarvoor oplossingen hoefden te bedenken. Een van mijn Amerikaanse vriendinnen zegt dat wij bezig zijn feminisme te smoren in zusterschap. Ikzelf denk in mijn sombere uren dat wij de grondslag aan het leggen zijn voor de vrouwenorganisaties van de eenentwintigste eeuw. Het lijkt me nu tijd de benen weer op de grond te zetten. Want het feminisme begint trekken te vertonen van een nieuwe subcultuur, waar de activiteiten van de vrouwenrol in een nieuwe gedaante hoogtij vieren. Die activiteiten zijn: hulpverlenen, studie, werken aan je relatie, gezelligheid scheppen. Men begrijpe mij goed: ik ben niet tegen feministische hulpverlening, maar de samenleving moet ook niet de kans krijgen, het wereldleed als vanzelf bij vrouwelijke vrijwilligers te stallen. Ik ben alleen tegen studeren als het vrouwen in de leerlingstatus houdt. Wanneer studie roldoorbraak betekent, zoals bij de meeste vrouwen die een moedermavo bezoeken, is het een goede zaak.Ga naar eind3 Maar helaas heb ik nog geen politicus hardop horen denken over het scheppen van werkgelegenheid voor deze vrouwen. Evenmin ben ik tegen het gezondmaken van relaties of tegen gezelligheid. Integendeel, een van de goede dingen in het feminisme is, dat er zoveel plezier wordt gemaakt; het grote succes van vrouwenfestivals bewijst wel dat vrouwen met vreugde hun creatieve energie aan het ontdekken zijn. En natuurlijk ben ik niet tegen vrouwelijke waarden; het spontane kind en de koesterende moeder hebben goede kanten: ze zijn concreet, bondig en zorgzaam voor mensen; ze hebben weinig last van ponteneur, ze willen hun intuïtie goed gebruiken, ze wensen samenwerking in plaats van concurrentie. Waar ik wel tegen ben is dat onder feministische vlag bestendiging van de vrouwenrol en van het vrouwelijk isolement | |
[pagina 253]
| |
wordt gepredikt: aan een subcultuur van verongelijkten hebben wij niets. Ik ben ook tegen idealisme zonder werkelijkheidszin; kerstboodschapfeminisme noem ik dat.
De grondwet van de patriarchale cultuur luidt dat vrouwen en mannen complementair zijn, met als correlaat: vrouwen zijn minder, mannen meer. Hoe patriarchaler de cultuur, hoe verder de vrouwen- en de mannenrol uiteenliggen; de negentiende eeuw vormde een treurig dieptepunt. Psychologisch leidt dat tot scheefgroei van mensen; economisch tot gescheiden arbeidsmarkten voor vrouwen en mannen; sociologisch gezien tot de wet van Sullerot: er bestaan vrouwenbezigheden en mannenbezigheden, wier inhoud wisselt, afhankelijk van tijd en plaats. In Senegal bijvoorbeeld is borduren mannenwerk, te moeilijk voor vrouwen immers. Wanneer nu vrouwenbezigheden in aanzien stijgen, nemen mannen ze over (voorbeeld: het technologisch werk in de verpleegkunde); wanneer mannenbezigheden in aanzien dalen mogen vrouwen ze doen (voorbeeld: dominee of wethouder zijn in een klein plaatsje). Daarom zullen wij de patriarchale cultuur pas geliquideerd hebben wanneer vrouwen en mannen niet meer een deel van hun persoonlijkheid buiten spel hoeven te zetten; wanneer kinderen worden opgevoed tot gynandrische (of androgyne) mensen.Ga naar voetnoot* En wanneer de wet van Sullerot niet meer opgaat: als taken, rollen, functies niet meer besmet raken als ze door vrouwen worden vervuld, en met prestige worden omgeven als ze door mannen worden vervuld. Dat gebeurt alleen als vrouwen beschikken over de helft van de macht. Pas dan zullen vrouwelijke waarden hoog genoteerd staan of liever, dan zullen ze niet meer vrouwelijk zijn maar gewoon. Ik ben dus voorstander van gelijkheid. En daarmee bedoel ik niet dat we allemaal eender moeten worden of net zoals mannen; wel dat er gelijke rechten, kansen, mogelijkheden komen en, als die er dan tenslotte zijn, ook gelijke plichten. Ieder individu kan dan naar eigen aanleg functioneren, ongehinderd | |
[pagina 254]
| |
door de vrouwen- of de mannenrol van nu; het resultaat is: méér verscheidenheid in plaats van minder. Vrouwen zijn geconditioneerd tot maatschappelijke machteloosheid. Die machteloosheid is geen natuurgegeven, die komt voort uit het socialisatieproces dat vrouwen doormaken en dat heeft weer te maken met de identificatiemodellen die meisjes worden aangeboden. Er zijn vrouwen geweest die een uitzondering vormden op traditioneel vrouwengedrag. Vermoedelijk waren dat vrouwen voor wie de mannenrol niet geblokkeerd was: ze hadden geen vader, of ze groeiden op als meisje tussen broers, ze waren dochters in wie de vader zijn toekomstverwachting belegde, de oudste, de enige of kind zonder broers. Het lijkt me de moeite lonen om een studie te maken van de levensgeschiedenis van dit type vrouwen, om te weten hoe het socialisatieproces van meisjes in de toekomst aangepakt moet worden: welke boodschappen werden meegegeven aan die vrouwen, die een volwaardige rol in de samenleving hebben aangedurfd. Maar doorgaans identificeren meisjes zich niet met die enkele uitzonderingen. Ze kijken naar het voorbeeld van hun eigen moeder. Op het ogenblik kunnen moeders voor hun dochters nauwelijks een model zijn: òf ze staan buiten de maatschappij, òf ze zijn randfiguren die part-time en/of ondergeschikt werk doen. Daarom is een van de eerste dingen die het feminisme moet bewerkstelligen het verdelen van de binnen- en buitendienst.
Als gevolg van de opsplitsing in een vrouwen- en mannenwereld is het arbeidsproces zo ingericht dat moeders, en bijgevolg vrouwen in het algemeen, er niet echt bijhoren. Zij hebben geen baan, of zij doen het slechtere werk dat minder betaalt, minder prestige geniet en minder invloed garandeert. Dat is een structureel gegeven: het arbeidsproces is er niet op berekend dat mensen zowel kinderen grootbrengen als meedoen in de maatschappij. Wat wij dus nodig hebben is een ander organisatiemodel, met behulp waarvan beide levenstaken kunnen worden gecombineerd. Laten we het de vijf-urige werkdag noemen. Wanneer de moeders en vaders ieder vijf uur werken, hoeven vrouwen niet langer maatschappelijk marginaal te zijn. Niemand heeft | |
[pagina 255]
| |
nog nagedacht over de vraag hoe die er komen moet, dus het zal wel even duren voor we zover zijn. Tenslotte heeft ook de arbeidersbeweging enkele generaties lang moeten vechten voor de acht-urige werkdag. | |
Wat kan de overheid doen?In afwachting van de vijf-urige werkdag hebben wij overbruggingsmaatregelen nodig waardoor vrouwen greep kunnen krijgen op het beleid. Want het gebrek aan invloed van vrouwen is ook weer structureel bepaald: de meeste vrouwen staan in de maatschappij aan de kant: zij hebben geen geld, en/of geen kennis, en/of geen bestuurlijke ervaring. En de weinige vrouwen die maatschappelijk wel van wanten weten zijn bijna altijd overbelast: zij hebben de binnendienst ook nog. Vandaar dat vrouwen niet of nauwelijks gereageerd hebben op voor hen belangrijke zaken als de Knelpuntennota, de vad, de Contourennota.Ga naar voetnoot* Zelfs de ontwerp-Wet Gelijk Loon voor Vrouwen en Mannen kreeg vrijwel geen commentaar van vrouwelijke zijde. Vrouwengroepen bezitten geen studiebureaus die beleidskritiek kunnen leveren en alternatieven bedenken. Er is dus dringend behoefte aan verbindingslijnen tussen vrouwen en beleid. En om verdere overbelasting te voorkomen moet in werktijd emancipatiebeleid ontwikkeld kunnen worden, hetgeen betekent dat er op grote schaal - het gaat tenslotte om de helft van de bevolking - emancipatiebanen worden gecreëerd. Daarvan zie ik op dit moment drie vormen: 1 Er komen instellingen en clubs in de omgeving van het beleid, die regeringsplannen doorlichten op emancipatiegerichtheid en die zelf voorstellen voorbereiden. 2 Er komt een goede ambtelijke structuur, binnen departementen en tussen departementen. Op ministeries worden | |
[pagina 256]
| |
‘stoelen’ geplaatst, bezet door personen met gerijpt emancipatie-inzicht. Zij letten erop dat vooroordelen verdwijnen, dat belangen van vrouwen en meisjes worden behartigd, dat goede wetten en andere instrumenten worden gemaakt. 3 Eén en twee hebben pas invloed als er tegelijkertijd iets anders gebeurt: er wordt geld vrijgemaakt voor betaalde ‘verbindingswerkers’ die pendelen tussen de basis en het beleid, die een mobilisatieproces op gang brengen. Als dat wordt vergeten krijgen we een herhaling van wat in Zweden is gebeurd: aan de emancipatie wordt lippendienst bewezen, maar ze blijft een dode letter.
Emancipatie-ontwikkelingen zetten het beste door wanneer er een wisselwerking is tussen beleid en het optreden van activisten. Wanneer hier straks bijvoorbeeld antidiscriminatiewetten komen, hebben die alleen invloed op het gedrag en de houding van grotere groepen uit de bevolking wanneer mensen gereed staan die eisen dat wetten worden uitgevoerd, die protesteren als dat niet gebeurt, die zorgen dat de consequenties van zulke wetten overal voelbaar worden: in het onderwijs, in het arbeidsproces, in de media. Verbindingswerkers - je kunt ze ook emancipatieconsulenten noemen - krijgen een vertaalfunctie: ze geven aan twee kanten tekst en uitleg: ze vertellen hogerhand wat de basis nodig heeft; ze leggen vrouwen uit hoe het toegaat in Haagse kringen, hoe je dingen in het vat kunt gieten opdat ze, met behulp van enig politiek duwen, voor elkaar komen.
Nu heeft de Emancipatie Kommissie over dit soort zaken een aantal voorstellen gedaan, neergelegd in een nota aan de kabinetsformateur. Wat is daarvan terug te vinden in het formatie-accoord?Ga naar voetnoot* ‘Het kabinet,’ zeggen Den Uyl en Veringa, ‘zal een bewust emancipatiebeleid voeren als geïntegreerd onderdeel van het algemeen beleid.’ | |
[pagina 257]
| |
Verder wordt een aantal praktische punten genoemd: - waar nodig antidiscriminatiewetgeving, plus ombudsvrouw - studie over individualisering van belasting- en sociale wetgeving - de overheid als werkgever geeft het goede voorbeeld bij gelijke kansen, met deeltijdarbeid op alle niveaus - steun voor emancipatieprojecten, vrouwengroepen, vorming en scholing - bevordering van emancipatie-inzicht bij mensen voor de klas - meer rechtvaardigheid jegens andere samenlevingsvormen dan het huwelijk.
Nu is de eerste zin uit het emancipatie-hoofdstuk natuurlijk de mooiste en de moeilijkste. Die heeft pas inhoud als er een stevige ambtelijke organisatie komt en als er gewerkt kan worden aan een mobilisatiestructuur. Daarom is het nodig dat in de regeringsverklaring aan ‘bewust’ en ‘geïntegreerd’ wordt toegevoegd: ‘daarvoor zullen de nodige bestuurlijke en financiële middelen beschikbaar gesteld worden.’ | |
Wat kunnen vrouwen zelf doen?Van het nieuwe kabinet verwachten wij dus het een en ander. Maar binnen het feminisme moet er ook iets gebeuren. 1 Wij moeten onze krachten bundelen, wij dienen samenwerkingsverbanden te maken. Natuurlijk bestaan er binnen het feminisme ideologische verschillen: wel of geen mannen, wel of niet per se socialistisch, wel of niet per se lesbisch, wel of niet per se klassenstrijd. Maar als we ons niet door de scherpslijpers laten verlammen, kunnen die ideologische scheidslijnen met wederzijdse hoogachting worden geaccepteerd. Want alle feministes zijn het eens over een aantal langs politieke weg te verwezenlijken hoofdzaken, zoals: - discriminatie van vrouwen moet de wereld uit - betaald en onbetaald werk moet eerlijk over de seksen worden verdeeld | |
[pagina 258]
| |
- media, onderwijs en wetenschap moeten gezuiverd worden van vooroordelen inzake vrouwen. Waar wij naar toe moeten is zoiets als een vakbeweging. Ook de fnv bestaat uit bonden en bondjes die het ideologisch en materieel niet altijd met elkaar eens zijn, maar ook daar is het devies: wat ons bindt is belangrijker dan wat ons scheidt. Binnen het feminisme moet dat ook mogelijk zijn: een eerste stap is al gezet in het comité ‘Wij Vrouwen Eisen’; daar werken feministen van allerlei richting samen.Ga naar voetnoot* 2 Wij moeten afscheid nemen van de verkeerde kanten van onze vrouwenrol: schuldgevoel, afhankelijkheid, machteloze woede, morele chantage, kortom het afleren van de reflexen van het goede hart.Ga naar voetnoot4 Binnen het feminisme is daarvoor gelukkig al een instrument ontwikkeld: wij hebben de fort-groepen (Feministische Oefengroepen Radicale Therapie), waar vrouwen leren eerlijk en stevig met zichzelf en anderen om te gaan, waarna ze hun vaardigheden overdragen aan een nieuwe groep: de fort-beweging breidt zich gelukkig in snel tempo uit. 3 We moeten de goede elementen van de mannenrol aanleren. We moeten ons gaan bemoeien met de buitenwereld en met het beleid, we moeten maatschappij-beïnvloedend gedrag aanleren. Wat daarvoor naar mijn mening onder andere nodig is, zijn nieuwe vormen van politieke scholing. Op het ogenblik bestaan er bij mijn weten twee vormen van politieke scholing voor vrouwen: de inhoudelijke (wat komt er aan de orde in een gemeenteraad, welke gang volgt een wetsontwerp) en de psychologische: drempelcursussen, gericht op doeltreffend functioneren in een beleidscollege. Beide proberen vrouwen voor te bereiden op functies in politieke lichamen. Nu heb ik uiteraard respect voor vrouwen die daarin zitting nemen, maar vanuit de emancipatie gezien is het nadeel dat ze bedolven worden onder de lasten van de algemeenheid. En uiteraard is het zaak dat ook vrouwen op den duur de wereld mee besturen, maar eerst moet de samenleving zo worden | |
[pagina 259]
| |
veranderd dat ze dat niet onder moordende condities hoeven te doen. Politieke pressie in feministische richting kan het best worden uitgeoefend door vrouwen die niet worden opgeslokt door het politieke bedrijf op zich, al is samenspel natuurlijk mogelijk; wanneer een Kamerlid een goed doordacht voorstel in handen krijgt, zal zij uiteraard proberen daarmee iets te doen. Wat mij voor ogen staat is iets anders: scholing in strategisch denken en handelen. Facetten daarvan zijn: - structuren leren zien en verbanden daartussen - lijnen trekken tussen dichtbij en verder weg - gaan begrijpen dat je op de lange baan kunt werken, als je maar in etappes denkt - uitvinden welke rechten en mogelijkheden je hebt en welke middelen in een gegeven situatie het best gebruikt kunnen worden - maar vooral: ontdekken dat beleid niet vervelend is zoals de meeste vrouwen nu denken, en beleid maken een boeiende bezigheid.
Wanneer er emancipatie-instituties komen, wanneer vrouwen aan de basis ontdekken dat zij zeer wel in staat zijn het beleid te beïnvloeden, wanneer bovendien in de Tweede Kamer - in afwachting van het moment dat ook daar de vijfurige werkdag zal zijn ingevoerd - tweelingbanen worden gemaakt voor al diegenen die de binnendienst niet wensen te verwaarlozen, kan goed samenspel groeien tussen feminisme en beleid. En op den duur kan er hopelijk meer. Wij hebben de politiek nodig, maar de politiek heeft ons evenzeer nodig. Want het goede hart heeft ook positieve kanten; het heeft een afkeer van geweld, die heel gezond is voor de soort; het hoeft niet te vluchten in haantjesgedoe en formalisme. Als het goede hart en de rationele volwassene samenwerken ontstaat een prima combinatie voor politiek leiderschap. Wanneer de emancipatie doorzet wordt het misschien mogelijk beide idealen van het feminisme - de helft van de macht en afschaffing van de macht - te doen versmelten. Niet in de zin dat leiderschap niet meer bestaat, maar in de zin dat mensen daaraan niet verslaafd hoeven te raken, omdat zij weten | |
[pagina 260]
| |
dat er betere beloningen in het leven zijn dan macht. Daarom is het belangrijk dat binnen de feministische beweging - en elders - andere modellen worden ontwikkeld voor de menselijke omgang dan die welke berusten op macht: overtuigings- en samenwerkingsmodellen. Wanneer kinderen daarin worden opgevoed en leren machtsmanipulaties te herkennen en te weerstaan, hebben de vrouwelijke waarden een kans gekregen. |
|