Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 188]
| |
Vijf jaar MVMGa naar voetnoot*Vrouwen en mannen, ik heet u allen hartelijk welkom op dit strijdvaardig festival ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van mvm. Ik weet dat het bij zo'n gelegenheid gebruikelijk is terug te blikken op het verleden. Journalisten vragen altijd: Wat hebben jullie in die vijf jaar bereikt? Als ze dat vragen is mijn antwoord: Weet je iets van de geschiedenis van de slavernij? Weet je dat er honderd jaar lag tussen het moment waarop men in verlichte kringen de slavernij als een mensonterende zaak begon te beschouwen en het tijdstip waarop die slavernij dan ook werkelijk op grote schaal werd afgeschaft? Weet je waarom dat zolang geduurd heeft? Omdat die afschaffing betekende dat een maatschappelijk systeem compleet moest worden omgevormd - en daarvoor is tijd nodig. Ik geloof dat de emancipatiebeweging in een soortgelijk perspectief moet worden gezien. Wat wij nastreven vereist zo'n ingrijpende verandering in levenshouding en in maatschappijstructuren, dat het wel enige generaties zal duren voor we een samenleving hebben die enigszins strookt met onze idealen. Aan de ene kant zijn we betrekkelijk bescheiden: we willen voor vrouwen slechts de helft van de macht. Aan de andere kant hebben wij zeer veel pretenties: wij willen dat de mensen anders gaan denken, anders gaan reageren, anders gaan voelen, wij willen kortom dat men onze normen overneemt. Eerlijk delen, ook in de vrouw-man-verhouding, daar zit nogal wat aan vast. Wij willen dat kinderen niet worden opgevoed tot wezens van een hogere orde: mannen, en van een lagere order: vrouwen, maar tot mensen van gelijke orde. Wij willen dat jongens de goede eigenschappen die meisjes ingeprent krijgen tijdens hun opvoeding overnemen, en omgekeerd. Wij willen af van een mentaliteit die mannen ziet als vanzelfsprekend beschikbaar voor de maatschappij en vrouwen als vanzelfsprekend - en gratis - beschikbaar voor het gezin. | |
[pagina 189]
| |
Wie deze veranderingen wil botst op een maatschappelijk bestel dat helemaal op die oude verhoudingen gebaseerd is. Je vindt het terug in het arbeidsproces: de PvdA vraagt per advertentie een secretaresse voor de secretaris van de partij; je vindt het terug in de sociale wetgeving, in de organisatie van de maatschappelijke dienstverlening. En als deskundigen je dan nog vertellen dat de Nederlandse grondwet veranderd moet worden om zoiets simpels voor elkaar te krijgen als het gelijktrekken van schoolvakanties en schooltijden, dan krijg je een flauwe notie van wat er allemaal aan vast zit.
De tweede vraag die altijd gesteld wordt is: Wat hebben jullie dan gedaan in die vijf jaar? Ook op die vraag wil ik maar zijdelings ingaan: de geschiedenis van mvm is door Hanneke van Buuren voortreffelijk beschreven in de festival-brochure Eronderuit.Ga naar voetnoot* Wanneer we als actiegroep niet zoveel gedaan hebben als we wel zouden willen - en dat lijkt me eigen aan een actiegroep - dan geloof ik dat dat komt doordat mvm onder andere een doorstromingsorganisatie is. Vrouwen die geen vrede hebben met hun beperkte rol vinden in het feminisme hun eigen onlust verwoord. Ze sluiten zich aan bij de beweging, worden daarin actief en krijgen zo de duw die naar een eigen leven leidt. En dat eigen leven past zó slecht in de opzet van deze maatschappij dat er geen tijd meer overblijft voor feministische activiteiten. Ik geloof dat we daarover maar niet moeten treuren, al is het lastig voor de organisatie: iedere vrouw die iets onderneemt wat ze voorheen niet durfde verdient onze vreugde. Dan zijn er veel mvm-leden die ergens anders in de maatschappij hun werkterrein hebben. Die mensen verschijnen niet op vergaderingen, ze draaien niet of nauwelijks mee in acties, maar wanneer feministische activiteiten losbreken op plaatsen waar je die niet zou verwachten, constateer je later dat er weer een mvm-lid achter zit.
Een vraag die wij wel moeten stellen, geloof ik, luidt: Wat is er in die vijf jaar nu eigenlijk met ons gebeurd? Het lijkt me | |
[pagina 190]
| |
dat we die vraag in tweeën moeten splitsen. De eerste is dan: Hoe heeft onze verhouding tot mannen zich ontwikkeld, de tweede: Hoe zijn wij vrouwen zelf veranderd? In het begin beschouwden we mannen, ietwat aarzelend, als onze bondgenoten. We voelden onszelf als uitermate redelijk, want wat zagen we voor ons: allemaal korter werken, pa en moe zorgen samen voor de kinderen, was dat geen gezellig toekomstperspectief? En aangezien de mannen binnen mvm er net zo over dachten als wij, meenden we dat slechts de maatschappij veranderd hoefde te worden om deze voor iedereen aanlokkelijke en niet zo moeilijk in te voeren toekomst te verwezenlijken. Bij nader inzien bleek het allemaal wat ingewikkelder te liggen. Bij nader inzien bleken de meeste mannen, ook in onze eigen omgeving, toch wel erg gesteld te zijn op hun belangrijke rol, in het arbeidsproces en in de samenleving. Wij hebben dus geleerd mannen wat meer genuanceerd te bekijken. Wat ontdekten we? Dat er mannen zijn - en dat is de grote meerderheid - die de emancipatie geen zier interesseert. Met die mannen valt pas iets te beginnen als hun eigen vrouw onrustig is geworden. Een tweede groep, waaraan we in het begin nogal wat energie hebben verspild, zijn de mannen die altijd weer nieuwe bewijzen vragen voor ons gelijk. Met die mannen discussiëren we nu niet meer, want ze zijn te kwader trouw. We zeggen hoogstens: Jongen, lees er eens een boekje over - materiaal genoeg. Vervolgens zijn er mannen die de boodschap van het feminisme menen te hebben begrepen en die vervolgens opbergen in hun koffertje met verlichte ideeën, naast de bevrijding van Angola en het mondig maken van de werkende jongeren. HeIaas, feminisme is minder in tel dan andere vormen van verlichtheid, op vergaderingen kun je er maar zelden een goede beurt mee maken, dus blijft de emancipatie in het koffertje zitten. Dan is er een groep mannen die wij aanvankelijk zagen als onze geestverwanten. Dat waren de maatschappijveranderaars, wie onrecht en ongelijkheid een doorn in het oog zijn, die ach en wee roepen over alle misdeelde groepen ter wereld. Wij ontdekten echter al snel dat veel van die mannen wel een andere maatschappij willen of zelfs de revolutie, op voor- | |
[pagina 191]
| |
waarde dat hun secretaresse hun secretaresse blijft en hun echtgenote moeder de vrouw. Door die mannen voelden wij ons in het begin diep gegriefd, want ons beschouwen zij als een soort menselijke onderkruipsels, wier problemen worden afgedaan als vrouwelijk gezeur. Nu hebben wij geleerd onze houding jegens hen te bepalen: wij vinden ze als maatschappijveranderaars niet geloofwaardig meer. Al deze mannen zijn onze bondgenoten niet. Want ze zijn tegen, of halfhartig voor. Wat er dan overblijft is een kleine groep die het oprecht probeert. Die mannen hebben het bij ons vrouwen niet makkelijk. Want hoe goedwillend ze ook zijn, ze zijn toch opgevoed in de mannenrol, met als gevolg de neiging ons uit te leggen hoe we het moeten doen. Tegen die mannen zeggen wij: Hou op met voor ons te denken. Dat hebben de vaders, de ooms, de vroede vaderen, de kerkvaders en de aartsvaders altijd al gedaan. Onze bevrijding is een zaak die wij zelf moeten regelen. Maar wij rekenen wel op jullie steun bij het veranderen van de maatschappij. Want jullie zijn te goeder trouw. Van jullie verwachten we dat je in je eigen omgeving ernst maakt met de gedachten van het feminisme. Dat jullie persoonlijke risico's nemen, met name het risico belachelijk te worden gevonden. Dat jullie, net als wij, de onveiligheid aandurven. De tweede vraag luidde: Wat is er met ons vrouwen binnen het feminisme gebeurd? Ik geloof dat velen van ons in de afgelopen vijf jaar de schok van de bevrijding hebben gevoeld. Er was een vrouw die zei: Sinds het feminisme kan ik eindelijk de waarheid spreken. Zij bedoelde: sinds enkele vrouwen de moed hebben gehad openlijk te zeggen, hoe, waar en wanneer zij vernederd waren, ben ik in staat anders aan te kijken tegen mijn eigen verleden. Bij andere vrouwen is het de vreugde van de ontdekking: de hemel zij dank, ik ben niet gek, al mijn bezwaren, al mijn onlust, al mijn reacties vind ik terug bij andere vrouwen. Ik zie nu dat wij mensen zijn die tot in ons diepste wezen worden gekrenkt, ik weet nu dat ik het recht heb boos te zijn. Maar daarna komt de terugslag. De ontdekking ‘ik ben niet gek’ wordt gevolgd door de reactie ‘maar ik mag wel oppassen dat ik het niet word’. Want het is wat anders vaag te beseffen dat er iets mis zit, dan met open ogen te zien hoe vrouwen | |
[pagina 192]
| |
dagelijks worden beledigd en miskend. Een bewuste feministe loopt voortdurend rond met een gevoel van machteloosheid. Zij wordt niet alleen bevangen door de somberheid waar iedere hervormer last van krijgt wanneer die eens goed naar de werkelijkheid gaat kijken. Er is meer aan de hand. Zij staat ook nog bloot aan een dagelijks bombardement vanuit de samenleving. Zij kan geen boek openslaan, geen tijdschrift lezen, geen televisie kijken, geen film zien of daar heb je ze weer, de beelden van de domme, weerloze, onderdanige, huichelende vrouwen. En als ze de lectuur ter hand neemt waarmee haar kinderen worden overspoeld voelt ze zich helemaal wanhopig: hoe lang zal dit alles nog doorgaan? Er zijn subtieler mechanismen die ons ontmoedigen dan het dagelijks bombardement van beledigingen en pressie. Tegen onrecht, discriminatie en vooroordelen kun je nog protesteren, zij zijn zichtbaar te maken, je hebt er greep op. Veel moeilijker te bestrijden is datgene wat onzichtbaar is. Een bepaalde manier van denken kan zo ingeslepen zijn dat de realiteit niet meer wordt waargenomen. Over de situatie zoals die is ligt dan een rookgordijn. Een voorbeeld van zo'n rookgordijn is wat ik de ‘algemeenheidsmythe’ pleeg te noemen. Het kernbegrip in deze mythe is het woord mens. Deze mythe ontkent de sociale verschillen tussen mannen en vrouwen. De Nederlandse bevolking bestaat uit mensen, zo zegt men, de Grondwet maakt geen onderscheid. Dus hoef je vrouwen en mannen niet apart te bekijken, dat zou zelfs discriminatie wezen. De mythe suggereert dat gelijke rechten hetzelfde is als gelijke kansen. De extra struikelblokken die vrouwen op hun weg ontmoeten worden weggewuifd - ze passen niet in de ideologie. Het bestaan van een algemeenheidsmythe heeft nog een ander gevolg. Namelijk dat in de praktijk alleen rekening wordt gehouden met diegenen die maatschappelijk van belang zijn: de kostwinners, de aanstaande kostwinners, of, algemener gezegd, de mannen. Het denken vanuit een mannenperspectief zit zo diep in onze cultuur verankerd, het is zo vanzelfsprekend en werkt op zoveel terreinen door, dat een feministe voortdurend het gevoel heeft dat zij een roepende is in de woestijn. En iedere keer als zij denkt dat haar woorden nu eindelijk weer- | |
[pagina 193]
| |
klank hebben gevonden, dat men ten langen leste begrepen heeft wat zij bedoelde, blijkt dat ze tegen een elastieken muur geduwd heeft die wel even terugweek, maar daar vijf minuten, vijf dagen of vijf weken later weer staat als vanouds. Toch is het nodig ieder brokje maatschappij, ieder stukje beleid onder de loep te nemen en te vragen: hoe werkt het in op vrouwen, hoe werkt het in op mannen, en daaraan consequenties te verbinden. Want anders blijft alles bij het oude. Maar u zult begrijpen dat het in zo'n situatie uiterst moeilijk is een bewust feministe te zijn. Daar bovenop komt dan nog een andere ontdekking: door onze rol zijn wij vrouwen uitermate slecht toegerust om samenlevingsstructuren te veranderen. We hebben niet geleerd een visie op de maatschappij te ontwikkelen, het ontbreekt ons aan kennis en maatschappelijke vaardigheden, we weten niet hoe het bestel in elkaar zit en zelfs als we een baan hebben zitten we in de randberoepen. Daarom kan ik zo goed begrijpen dat er vrouwen zijn die niet naar de boodschap van het feminisme willen luisteren. De beschermende muren vallen weg, je komt op de tocht te staan en daarvoor is moed nodig. En vervolgens begrijp ik de feministen zo goed die het voorshands maar zoeken in een veilige vrouwelijke subcultuur. Niet dat ik het met ze eens ben: als wij de wereld willen veranderen zullen wij de maatschappij in moeten, daar helpt geen lieve moeder of zuster aan. Want als wij dat nalaten blijven wij in onze binnenhuisrol, dan staat onze dochters een even grievend leven te wachten als onszelf.
Het persoonlijke is politiek bepaald, zeggen de Amerikaanse feministen, en daarmee bedoelen zij dat de machtsstructuren uit de samenleving doorwerken in de persoonlijke verhoudingen tussen mensen. Maar je kunt het ook omdraaien en zeggen: het politieke gaat ons persoonlijk aan. Want wij hebben niet alleen last van een mentaliteit die ons dagelijks beledigt en onze grieven reduceert tot persoonlijke tekorten, wij hebben ook last van een maatschappij die ons steeds weer terugdrukt in onze rol, van een arbeidsbestel dat ons als laatsten binnenhaalt en ons als eersten weer afdankt, van een onderwijssysteem waarin meisjes de grote verliezers zijn. Sterker, er is een wisselwerking tussen mentaliteit en bestel. | |
[pagina 194]
| |
Wanneer mensen niet anders gaan denken verandert het bestel niet, wanneer het bestel niet verandert kan slechts een kleine groep anders gaan denken. Daarom moeten wij zeker doorgaan met het uitzaaien van onze feministische ideeën, want aller ogen moeten open. Maar daarnaast moeten wij ons ook een weg banen naar een nieuwe maatschappij. Vanmiddag proberen wij dat op vier manieren. Door onze eisenmarkt waar u de mvm-werkgroepen in actie ziet, door vijf nieuwe publikaties, ter gelegenheid van het festival gemaakt, door te discussiëren met mensen die straks gaan vertellen wat zij zich voorstellen bij een geëmancipeerde samenleving en tenslotte door een duidelijke boodschap te zenden aan de Nederlandse regering. Het lijkt me nuttig bij dat laatste even stil te staan. Niet alleen in ons land is zo'n jaar of vijf geleden de tweede emancipatiegolf losgebroken, dat is elders ook gebeurd. In tal van landen is de overheid daarop ingesprongen. Er zijn commissies gevormd die zich moesten bezighouden met de positie van de vrouw, voorzien van een behoorlijk bureau, met vertakkingen in allerlei plaatsen. Deze commissies hebben reeksen voorstellen gedaan die vervolgens in het algemeen overheidsbeleid worden verwerkt. Deze bemoeienis van overheidswege heeft twee gevolgen gehad. De bevolking is gaan inzien dat het scheef zat met vrouwen, en mensen uit de beleidssfeer zijn veel emancipatiegevoeliger geworden. Als voorbeeld van een overheid die het is gaan snappen wil ik de Canadese regering noemen die de afgelopen zomer een subsidie van vijfentwintigduizend dollar beschikbaar stelde voor een conferentie, waar campagnes werden uitgedacht om meer feministen in de politiek te krijgen - wat nog iets anders is dan vrouwen. Mijn tweede voorbeeld komt uit de Verenigde Staten, waar men een anti-discriminatiewetgeving heeft opgebouwd die vérstrekkende gevolgen begint te krijgen. Ten eerste omdat die wetgeving meer behelst dan een hoeveelheid goede wil en idealistische uitspraken op papier. Wie de wetten niet naleeft krijgt nog wat anders te verduren dan een boete en een vermanende toespraak van de rechter. Het is een wetgeving met sancties; statistische gegevens worden als | |
[pagina 195]
| |
bewijsmateriaal aanvaard, en wanneer blijkt dat vrouwen of andere minderheden ondervertegenwoordigd zijn, krijgen ondernemingen de opdracht in hun personeelsbeleid de voorkeur te geven aan leden van die groepen. Vervolgens omdat die wetgeving de publieke opinie heeft wakker geschud. Niet alleen doordat er grote stukken in de krant verschenen, maar ook omdat ze ingrijpt in het dagelijks leven van mensen. Het bedrijfsleven bijvoorbeeld kan het zich niet langer veroorloven de emancipatie in het koffertje met verlichte ideeën te laten zitten. Tenslotte, en dat lijkt mij voor ons als emancipatiebeweging erg belangrijk, omdat die wetgeving de feministische bewustwording op gang heeft gebracht bij een groep vrouwen die niet behoorden tot de voorhoede van het feminisme. Toen de wet hun eindelijk aanknopingspunten bood zijn veel meer vrouwen op de barricaden geklommen dan daarvoor. En dat betekent dat ze uit de vrouwenrol gestapt zijn en beginnen aan de zo broodnodige zelfopvoeding. Hoe is nu de situatie in Nederland? Droevig, mogen we wel zeggen. Er zijn weliswaar enkele commissies aan het werk die doen wat ze kunnen. Helaas kunnen ze bitter weinig, want: 1 Ze houden zich vrijwel uitsluitend bezig met de vrouw in het arbeidsproces, en dat is maar een klein stuk van de emancipatie. 2 Ze bestaan uit overbelaste ambtenaren en deskundigen van buiten die eens per maand een ochtend uit hun werk worden weggeplukt, zodat er geen beleid gemaakt kan worden. 3 Hun positie is onduidelijk, zodat de kans groot is dat hun adviezen in een la verdwijnen. 4 Ze hebben geen behoorlijk apparaat, hoogstens een secretaris die ook nog tal van andere klussen op moet knappen. In de praktijk komt het er dus op neer dat de helft van de Nederlandse bevolking het letterlijk moet hebben van anderhalve ambtenaar. Het is dan ook geen wonder dat Nederland ver achter ligt bij andere landen.
Wij vinden, dat het zo niet langer kan. Daarom heeft mvm vandaag een brief gestuurd aan de regering, waarvan afschriften op de eisenmarkt verkrijgbaar zijn. Daarin doen wij drie voorstellen. | |
[pagina 196]
| |
- Wij willen een nationale stuurgroep, bestaande uit vrouwen en mannen die hun tijd kunnen geven aan het plannen van een emancipatiebeleid. - Wij willen dat die stuurgroep op een breed terrein kan werken, dat ze voorzien wordt van een behoorlijk apparaat en dat ze een zodanige positie krijgt dat er naar haar geluisterd wordt. - Wij willen vervolgens een instituut voor emancipatievraagstukken dat voor statistische gegevens kan zorgen - want die zijn er vaak niet eens --, dat onderzoek kan doen - want onderzoek op dit terrein wordt er in Nederland niet verricht --, kortom: wij willen een instituut dat de emancipatie op zo breed mogelijke wijze kan ondersteunen. Tenslotte willen wij dat de overheid eindelijk eens een bewuste anti-discriminatiepolitiek gaat voeren. We hebben in Nederland weliswaar een anti-discriminatiewet, maar dat is een ding zonder handen en voeten dat er bovendien nog van uitgaat dat vrouwen niet worden gediscrimineerd. Wij willen daarom dat er een wetgeving komt met sancties en duidelijke maatstaven, die, rekening houdend met het Nederlandse rechtsstelsel, inspiratie put uit Angelsaksische voorbeelden. Deze voorstellen aan het kabinet gaan gepaard met een briefkaartenactie. Iedereen die aan deze voorstellen adhesie wil betuigen kan een kaart invullen, er liggen hier in Artis grote stapels klaar. Ik hoop dat vandaag al een kistvol kaarten naar Den Haag kan worden getransporteerd.Ga naar voetnoot* Wat ons betreft, wij gaan verder, rustig, woedend, vrolijk. Er | |
[pagina 197]
| |
[pagina 198]
| |
is geen weg terug. In het begin zeiden we tegen iedereen die het maar horen wilde dat we onszelf met spoed overbodig wensten te maken. Nu weten we dat we bezig zijn met een karwei van lange adem. Ik vrees dus dat onze nazaten het vijftigjarig bestaan van mvm nog zullen moeten vieren. Ik hoop dat zij dan niet bezadigd zijn geworden. Wat willen wij nu van onszelf? Het lijkt mij dat wij een voorhoedebeweging willen blijven. Dat betekent dat we geen massa's leden hoeven te hebben, maar wel steeds proberen onze ideeën ingang te doen vinden bij grotere groepen. Zodra dat gelukt is gaan wij weer een stap verder. Wij willen voorts een actiegroep blijven. En dat betekent dat wij in woord en geschrift, via acties en demonstraties, door samenwerking met anderen waar dat mogelijk is de samenleving zullen blijven toeroepen, dat het waanzin is mensen in iedere situatie van het leven op te splitsen in mannen en vrouwen. Wij weten, tenslotte, dat we soms omwegen moeten gebruiken. Eén van die omwegen is het overheidsbeleid. Want er zijn grote groepen vrouwen die op het ogenblik niets met onze ideeën kunnen beginnen. Zolang veel meisjes van de rotschool in het rotbaantje belanden, zegt de maatschappij hun niets en zien zij voor zichzelf alleen een zinvolle toekomst als moeder. Pas wanneer de overheid er systematisch naar toe werkt dat alle meisjes een goede basisvorming krijgen en een vak leren, pas wanneer het arbeidsbestel zo is omgevormd dat de grote massa van vrouwen en meisjes niet meer terechtkomt in het routinewerk, kunnen vrouwen mensen worden die meedenken over de koers die onze samenleving moet volgen. Daarom zeggen wij vandaag: Den Uyl, het is hoog tijd voor een emancipatie-beleid!
Mannen en vrouwen, met dank aan de velen die bij de voorbereidingen hebben geholpen, wens ik u een stimulerend festival. |
|