Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 199]
| |
Toekomst van de vrouwGa naar voetnoot*Onlangs zaten twee vrouwen in een kamer, die elkaar in een grijs verleden wel eens tegen waren gekomen, maar in de ouderwetse situatie: als sociale wezens rond een mannengebeurtenis. Nu ontmoetten zij elkaar als feministen; de muren vielen weg en de gezichten straalden. In Women and MadnessGa naar voetnoot** stelt Phyllis Chesler, dat vrouwen worden opgevoed tot heterofilie; mannen tot homofilie. Natuurlijk bedoelt zij dat niet letterlijk. Wat zij wil zeggen is, dat mannen leren zich in te stellen op hun eigen soort en vrouwen geleerd wordt hun eigen soort te wantrouwen. Dat kristalliseert zich uit in maatschappelijke rollen: de echtgenote, de secretaresse, de collega van de man, alle drie van hem afhankelijk, alle drie met een boog om elkaar heen lopend. Maar het kwaad zit dieper: ‘Vroeger,’ zo zei een andere feministe, ‘toen wou je immers niets te maken hebben met die meiden.’ De meesten van ons hebben twintig of dertig jaar verprutst, maar gelukkig mogen we het nog beleven: voor de eerste maal zoeken vrouwen elkaars gezelschap met zichzelf als doel, dat is een nieuw experiment in menselijk contact waar we bezig zijn ons aan te laven.
Maar een nieuw groepsgevoel is nog niet hetzelfde als een nieuw groepsgedrag. Kort geleden was ergens een vergadering waar een feministisch getinte nota werd besproken. De twee mannen in het gezelschap leverden kritiek - en alle vrouwen zwegen stil. Pas toen de vergadering gesloten was en het manvolk vertrokken, kwamen de tongen en de teleurstelling los. Dat was traditioneel vrouwengedrag: wij hebben niet ge- | |
[pagina 200]
| |
leerd van ons af te bijten als we worden aangevallen, wij zijn niet gewend voor elkaar in de bres te springen, we zitten vastgebakken aan onze binnenhuisrol: alleen onder elkaar durven we onze mond open te doen. Er zijn feministen, die het niet zo nodig vinden voor maatschappelijke veroveringen te strijden - het psychische is immers belangrijker. Ik geloof dat zij zich vergissen. Want er zijn vrouwen die worden fijngemalen door het patriarchale systeem en die kunnen we niet laten barsten. Maar dat is niet het enige. Strijden in de maatschappij heeft ook een psychische dimensie. Het is een vorm van gedragstherapie, die aan de beurt moet komen zodra de bewustwording en het saamhorigheidsgevoel er zijn. Wat wij moeten leren is feministisch voelen uitbouwen tot feministisch optreden. En dat houdt twee dingen in: dat wij de confrontatie met mannelijke autoriteiten aandurven, en dat wij die ook aankunnen. De vrouwen van de commissie hadden de eerste stap al gezet: hun eisen gingen verder dan wat de mannen bereid waren toe te staan. Maar ze waren nog niet toegekomen aan het tweede stadium: dat waarin ze voorbereidingen hadden getroffen om te kunnen winnen. Dit lijkt mij kenmerkend voor de houding van vrouwen als minderheidsgroep: of we vermijden de confrontatie, of we volstaan met het maken van gebaren. Daarmee bevestigen we ons eigen oordeel over onszelf: zie je wel, we hebben ons best gedaan, maar tegen het mannensysteem kun je toch niet op. Daarmee bevredigen we onze groepsneurose: het is dan wel niet gelukt, maar we kunnen weer gezamenlijk klagen. Ik geloof dat een heleboel geklungel, tentoongespreid door vrouwen wanneer zij iets ondernemen in de maatschappij, niet alleen berust op onwetendheid, maar ook op dit masochisme dat we van moeder hebben afgekeken.
Wil het feminisme niet wegzakken in het moeras van de oude reflexen, dan moeten wij onze houding leren veranderen. Dan moeten wij ons verliesgedrag omzetten in potentieel wingedrag. Daarvoor is nodig dat wij de binnenwereld verwisselen voor de buitenwereld, maar dat is niet genoeg. We kunnen er niet mee volstaan één stap buiten de deur te doen en dan maar af te wachten wat er gebeurt. Er moeten hog drie | |
[pagina 201]
| |
dingen bij: leren ons voor te stellen hoe de strijd zou kunnen verlopen, een constellatie opbouwen waarin we kans hebben te slagen, samenspel bedrijven met andere vrouwen. Dat laatste spreekt helaas allerminst vanzelf - zie het voorbeeld van de commissie - maar vanuit het verleden gezien is dat geen wonder. Want tot nog toe waren maatschappelijk succesvolle vrouwen eenlingen, vervreemd van de rest, omdat de anderen zich niet in hen konden herkennen. Het is dus niet zo verbazingwekkend dat ze geen feministen waren. Van andere vrouwen hoefden ze niets te verwachten, om zich te kunnen handhaven waren ze aangewezen op mannen. Nu er dan enkele feministen op maatschappelijke voorposten beginnen te komen is het van vitaal belang, dat wij hen helpen niet te sneuvelen. Dat zij zich feministisch opstellen is een revolutionaire daad: zij durven hun prioriteiten anders te leggen dan de mannen in hun buurt en die prioriteiten zijn gericht op de eigen groep. Dat verzwakt hun positie binnen de mannenwerelden, daarom kunnen wij het ons niet veroorloven te volharden in onze oude houding van ‘ze zoeken het maar uit’. Naar een concrete situatie vertaald betekent dit: niet het vrouwelijk Kamerlid opbellen en verwachten dat zij het dan verder wel opknapt, maar haar vragen welk soort hulp zij nodig heeft, vervolgens de mannen rond en tenslotte haar melden hoe we de akker voor haar hebben bewerkt. Als het ons lukt in dit eerste stadium, waarin wij nog kampen met al onze oude angsten, dit steunende gedrag op te brengen, dan zijn we bezig de eerste bres te schieten in het patriarchale systeem. Want dan doorbreken wij een stelsel waarin vrouwen het enkel en alleen van mannen moeten hebben en wij zijn bezig onze geneigdheid te verliezen om te zetten in de wil te winnen. Als wij nu dat feministisch gedrag aanleren kunnen wij onze dochters met een gerust hart de wereld insturen, omdat zij elkaar meer te bieden zullen hebben dan een luisterend oor en instanties. Dan vinden zij bondgenoten, niet alleen in hun persoonlijk leven, maar ook in de maatschappij. Dan ontstaat de situatie waarin vrouwen de moed en de gelegenheid hebben ruimte te scheppen voor elkaars succes. Dan zal er een netwerk zijn van feministen, die in hun eigen sector opkomen voor de belangen van vrouwen en dwarsverbindingen leggen | |
[pagina 202]
| |
met de rest, dan zal de oudere vrouw haar jongere collega met vreugde binnenhalen omdat zij versterking krijgt en de jongere zal niet bang hoeven te zijn omdat zij rekenen kan op een leidsvrouw. Dan zullen vrouwen fier en zelfbewust zijn omdat zij met eigen ogen hebben gezien dat vrouwen de strijd met het leven kunnen winnen. Dan is de geschiedenis van de andere helft begonnen. |
|