Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||
Waar zijn de vrouwelijke genieënGa naar voetnoot*Om een genie, of zelfs maar een talentvol persoon te worden heb je, behalve aanleg, vijf dingen nodig: een duidelijk toekomstbeeld concentratie een hoog aspiratieniveau een positief zelfbeeld voorbeelden.Ga naar voetnoot1 Wanneer ergens gediscussieerd wordt over de emancipatie van de vrouw komt op een gegeven moment de strijdvraag ‘natuur’ of ‘cultuur’, ‘aangeboren’ of ‘aangeleerd’ te voorschijn. Dat kan via de voetballende jongetjes en de met poppen spelende meisjes; het kan ook via de opmerking: als man en vrouw dan in wezen niet verschillen, hoe komt het dan dat er zo weinig vrouwelijke componisten, topschakers, Nobelprijswinnaars, kortom genieën bestaan? Na enig heen en weer praten belandt men dan meestal bij één van de twee volgende conclusies. Ofwel: vrouwen mogen alle inrichtingen van onderwijs bezoeken, dus zijn ze te beroerd om zich in te spannen (kantoormeisjes blijven immers bij ieder wissewasje thuis), ofwel: een vrouw heeft weliswaar hersens, maar superieure hersens heeft ze nooit. Gebrek aan karakter of gebrek aan verstand, - de natuur heeft het voor de zoveelste maal gewonnen. Om de discussie terug te krijgen in het vlak van de cultuur is het nodig een sociologisch begrip van stal te halen, het begrip minderheidsgroep. Wie duidelijk wil maken wat daar alle- | |||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||
maal aan vast zit heeft vele bladzijden nodig; het aan het eind van dit artikel afgedrukte schematische overzicht, waarin vrouwen op een aantal punten met negers worden vergeleken, geeft een aanzet. Maar voor de discussie rond de genieën is het, geloof ik, voldoende te stellen dat leden van een minderheidsgroep mensen zijn die in hun jeugd aan een indoctrinatieproces worden onderworpen, waardoor alleen die kanten van hun persoonlijkheid kunnen uitgroeien die door de cultuur als tweederangs worden gezien. Wanneer ze dan als produkten van dat proces door het leven lopen worden ze veracht en verafschuwd (dat kan zich allemaal afspelen onder de oppervlakte) en in ieder geval niet serieus genomen. Hetzelfde kan ook anders worden gezegd: leden van minderheidsgroepen worden door het toonaangevende deel van de cultuur niet als volwaardig gezien. Aangezien ze dat zelf wel voelen gaan ze zich ‘onvolwaardig’ gedragen (zie in schema onder ‘aanpassingshoudingen’), waardoor het idee ‘ze zijn onvolwaardig’ wordt versterkt, waardoor het gedrag nog ‘onvolwaardiger’ wordt, enzovoort. Ik weet niet of die onvolwaardigheid bij alle minderheidsgroepen verhelderd kan worden met behulp van het begrippenpaar geest-lichaam. Voor wat betreft negers, joden en onszelf geloof ik dat dit begrippenpaar wel verheldering biedt. Joden leden, vrouwen en negers lijden onder de handicap dat ze niet onbelemmerd toegang hebben tot hun lichaam of tot hun geest, dat ze vooral als lichaam worden gezien of vooral als geest. Met als gevolg dat bepaalde stukken van hun persoonlijkheid meer of minder worden geblokkeerd en de rest meer accent krijgt - de cultuur dringt leden van minderheidsgroepen een bepaalde specialisatie op. Zo kregen (krijgen?) de joden een geestelijk etiket opgeplakt, de negers en wij een lichamelijk. En wie voornamelijk uit geest bestaat moet het hebben van het denken, wie voornamelijk bestaat uit een lichaam kàn niet denken. Voor het ontstaan van deze minderheidsgroepen zijn wel historische verklaringen te vinden, alle drie torsen ze bijvoorbeeld een bijbelse vervloeking met zich mee,Ga naar voetnoot2 die voor de drie | |||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||
groepen niet dezelfde is.Ga naar voetnoot3 Het zou de moeite waard zijn de aard van de vervloeking in verband te brengen met het lot dat deze groepen later hebben ondergaan, en het is interessant te speculeren over de vraag of het magisch gebaar van vroeger kan worden uitgewist door een magisch gebaar van nu. Nog niet zo lang geleden heeft de paus de vloek over de joden herroepen, maar Eva is nog altijd niet ontheven van haar doem. Zelfs niet impliciet, getuige de pauselijke opstelling inzake geboortenregeling. En zo gaat de cultuur door met het produceren van deze ‘onevenwichtige’ wezens. Ze zijn functioneel, hun specialisatie biedt de cultuur veel gemak. De negers en wij zitten met het etiket van de lichamelijkheid, omdat wij hoorden (horen?) tot de afdeling bezit, en in één adem werden genoemd met het vee: gij zult niet begeren uws naasten vrouw, ... noch zijn os, noch zijn ezel. Maar dat lichaam heeft bij de negers en bij ons niet dezelfde functie. Negers hebben het voor het vuile werk, om gewelddadigheid mee uit te acteren (boksen) en zij mogen het gebruiken voor ‘primitieve’ vormen van expressie. En wat ze verder ook doen: in deze - onvolwassen - hoedanigheden zijn ze het eerst en het vaakst zichtbaar. De Amerikaanse negers die hun ‘manhood’ opeisen hebben dus gelijk - het is de hoogste tijd dat de cultuur ze als volwassen gaat beschouwen. Maar uiteraard zijn er velen die denken hun mannelijkheid te kunnen veroveren op de klassieke manier - door vrouwen omlaag te drukken. Bij ons is het anders: wij hebben een lichaam dat er is voor anderen. Dat valt op verschillende manieren te beschrijven. Voor de seksisten zijn wij een ding rond een holte. Een holte voor de vrucht of voor de penis, een spleet op poten, om het in de taal van Candy uit te drukken. De oudere seksisten zien ons als toekomstige, echte of gemankeerde moeder, de jongere als lustobject. Ik ken mannen die zich gegriefd voelen door de behaloze mode: als ze in de stad lopen krijgen ze minder vaak een kick. | |||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||
Minder eng geformuleerd: de specialisaties die ons worden opgedrongen zijn die van het mooi-zijn en van het zorgenvoor. Ons lichaam zorgt ‘vanzelf’ voor de vrucht zolang die erin zit. Als de vrucht eruit is blijft het zorgen en dat zorgen strekt zich uit buiten man en kinderen. Als een groep nu een bepaalde specialisatie opgedrongen krijgt ligt het voor de hand dat daarin de grootste prestaties worden geleverd. Negers en vrouwen hebben dus ook hun genieën wel, maar dat zijn de genieën van het lichaam. Negers hebben hun topboksers en hun topmusici (primitieve expressie). Wij hebben topmodellen, balletsterren en operazangeressen van topformaat, die de gestyleerde versie geven van het mooie lichaam en de expressiemogelijkheden die het biedt.Ga naar voetnoot4 Wij hebben verder de genieën van het zorgen-voor, moederoverstes en soortgelijke figuren, wier zorg zich uitstrekt buiten het eigen broedsel en die reeksen verzorgingsinstellingen uit de grond stampten. Voorbeelden zijn Theresa van Avila, Mme de Maintenon en Florence Nightingale. Maar deze genieën worden door de cultuur niet als zodanig erkend, omdat hun specialisatie niet samenvalt met wat bij die cultuur in hoog aanzien staat. Soms gaat dat anders, soms is het zo dat de specialisatie van een minderheidsgroep op den duur samenvalt met wat binnen de cultuur het meeste prestige biedt. Zo is het bijvoorbeeld gegaan met de specialisatie van de joden.
Negers en vrouwen hebben de functie van gedienstigen, zij zijn onmisbaar - dat ze een plaats moesten hebben werd door niemand betwist. Voor joden was nooit ergens plaats, zij wa- | |||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||
ren de eeuwig uitgestotenen. Vandaar de neiging het lichaam te verdonkeremanen en slechts te bestaan als geest. De specialisatie die de joden kregen opgedrongen was die van de spiritualiteit en van de intelligentie. Maar binnen de grotere cultuur kon daar pas iets mee toen binnen de joodse gemeenschap en binnen de cultuur als geheel een seculariseringsproces inzette, toen het goddelijk vaderbeeld, althans bij de intellectuele voorhoede, in scherven was gevallen en de rol van vaderlijke autoriteit werd overgenomen door de Grote Man in het Geestelijke: de grote geleerde of kunstenaar. Vanaf dat moment, zo omstreeks het einde van de achttiende eeuw, viel de joodse specialisatie samen met de idealen van de cultuur en sinds die tijd zijn er heel wat algemeen bekende genieën geweest van joodse origine. Overigens leverde dit de joden alleen een ambivalent soort prestige op bij de elite, zij werden er niet volwaardig door, kregen, juist door hun specialisatie, het etiket ‘cerebraal’ opgeplakt en werden als extra gevaarlijk beschouwd omdat ze zo intelligent waren. En de genieën hielpen hun niet hun lichaam terug te krijgen. Dat gebeurde pas toen de staat Israël werd gesticht, toen er een eigen territorium kwam, een eigen plaats om te leven. De sabra's zijn wezens met een lichaam dat vanzelf spreekt, en oudere Israëlgangers plachten te klagen dat ze net zo dom en net zo ongemanierd waren als kinderen elders. Ze hadden, anders gezegd, de minderheidskenmerken afgelegd. Voor joden was het verwerven van een eigen territorium het middel om van hun minderheidsstatus af te komen; we mochten willen dat er voor vrouwen en negers een even duidelijke oplossing bestond. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat Israël een probleemloze oplossing is. Zijn er ooit tijden geweest waarin wij wél als volwaardig werden gezien? Het ligt wel voor de hand dat te denken. Per slot van rekening is het begrijpelijker dat mannen jaloers zouden zijn op ons vanwege ons vermogen kinderen te baren dan dat wij hun het bezit van hun penis zouden misgunnen. Het is eigenlijk heel merkwaardig dat een extra geschenk van moeder natuur tot een handicap is omgevormd. Elizabeth Gould DavisGa naar voetnoot5 en Georges MendelGa naar voetnoot6 spreken, in navolging van oudere auteurs, dan ook van een prehistorische periode waarin de | |||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||
vrouw een veel hogere status had, gevolgd door een tijdperk waarin de vrouwelijke invloed werd teruggedrongen. Aardig is dat Mendel daarbij zonder verdere documentatie aanneemt dat met dit terugdringen de stoot werd gegeven tot de beschaving, terwijl Gould Davis aan de hand van allerlei archeologisch materiaal laat zien dat in die ‘moedertijd’ een beschaving bestond met een peil en een technisch kunnen waarvan het geheim vaak verloren is gegaan. Waar beiden het over eens zijn is dat de vrouw eerst als een machtig wezen werd beschouwd - er waren tal van imposante godinnen - en dat vervolgens vrouwelijke goden werden teruggedrongen en vervangen door mannelijke (oude testament). Gould Davis is van mening dat tijdens dit proces de geschiedenis systematisch werd vervalst: alle vrouwelijke prestaties werden overgeheveld naar mannen. Daarmee kregen wij ons kleine plaatsje in de geschiedenis en begon het proces van ondermijning van ons zelfvertrouwen. De moeilijkheid is nu volgens Mendel dat dit proces zich in het leven van ieder individu herhaalt. In het eerste levensstadium is de vrouw de almachtige figuur: baby's worden door hun moeder, althans door vrouwen, verzorgd en hoe goed ze het ook doen, de baby zal frustraties ervaren en zijn/haar eigen machteloosheid en de angst en woede daarover op de moederfiguur projecteren, dat wil zeggen zijn/haar eigen vijandigheid toedichten aan een slechte of gevaarlijke moeder. Daar komen de negatieve moederimago's vandaan - de term is van Mendel - die je ook terugvindt in sprookjes. Daarin wemelt het immers van de boze heksen, terwijl boze tovenaars schaars zijn. Het zou dus wel eens een listige streek van de cultuur kunnen zijn de verzorging van baby's uitsluitend aan ons over te laten: op die manier beginnen wij met een wankele reputatie bij jongens én bij meisjes.
Naarmate kinderen ouder worden wordt de vrouwelijke autoriteit, althans in het onderwijs en in de cultuur, vervangen door de mannelijke. Voor jongens is dat gunstig. Zij kun- | |||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||
nen zich daarmee identificeren, want ze zijn van hetzelfde geslacht en de autoriteit komt pas binnen de horizon als het kind minder machteloos is. Voor meisjes worden de drempels naar de volwassenheid toe steeds hoger: steeds meer zijn de prestigefiguren van het mannelijk geslacht. En als ze het desondanks tot hun achttiende hebben volgehouden hun intelligentie te ontwikkelen, dat wil zeggen te ‘groeien’ in een steeds meer door mannelijke prestaties beheerste omgeving, begint de tot instituut verheven ontmoediging in de vorm van de premaritale rol: het voorschrift met een man voor de dag te komen en de suggestie dat je niet gelukkig kunt zijn als dat niet gebeurt. Nu is het voor iemand van achttien die ‘iets’ (talent, genie) in zich heeft altijd al moeilijk zich te werpen op de ontplooiing van dat ‘iets’, want niemand weet of het de moeite waard is en pas als de eerste sociale erkenning komt krijgt het ‘ik’ steun van buiten. En bovendien, het ‘ik’ moet garanties hebben dat het met dat ‘iets’ wat zal kunnen doen in het leven. En hier komen we bij het eerste verschil tussen jongens en meisjes. Jongens kunnen er enigszins op rekenen dat ze met hun talent-in-de-knop levenslang iets zullen kunnen doen, dat ze in dat talent zullen groeien - het hoort immers bij de mannenrol. Bij meisjes is dat niet zo. Zij beginnen de verkenning van eigen talent met in het achterhoofd het idee ‘je kunt nooit weten’. Want in de sprookjes had je, behalve heksen, ook een prins en op de prins volgden veel kinderen en een niet nader gespecificeerd gelukkig leven. Voor een meisje met talent ontbreekt dus het duidelijke toekomstbeeld, zij durft zich niet aan meer te binden dan aan een afgeronde portie, want de prins staat ergens achter de struiken en daar moet ze voortdurend op bedacht zijn. Daardoor is de mogelijkheid tot concentratie veel geringer. Een jongen met talent kan het zich permitteren de andere sekse een tijdlang uit zijn hoofd te zetten, de beloning komt later wel. Een man die het tot beroemdheid heeft gebracht kan rekenen op een stoet van bewonderaarsters, waarvan er altijd wel één bereid gevonden kan worden zijn bed te delen en zich anderszins in dienst te stellen van de grote man. Als wij datzelfde doen prijzen we onszelf uit de huwelijks- en zelfs uit de erotische markt. Een vrouw met talent wordt door | |||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||
mannen bekeken met gemengde gevoelens, behalve ontzag boezemt ze ook angst in, het risico van eenzaamheid is groot. Daar komt nog bij dat wij op moeten schieten, zoals dat heet. Aangezien de cultuur ons erotisch eerder dood verklaart dan mannen durven we niet zo goed te wachten, en als we eenmaal ingebed zijn in het huwelijk wordt iedere prestatie die wij leveren gezien als een aardige vrijetijdsbesteding, niet als iets dat serieus meetelt. En dat is niet bevorderlijk voor de neiging, alles op alles te zetten, de negenennegentig procent transpiratie te leveren die het ene procentje inspiratie te hulp moet komen. Dus is het niet zo verwonderlijk dat Terman en Oden,Ga naar voetnoot7 die een groep begaafde kinderen tot ver in de volwassenheid volgden, constateerden dat de intelligentie van de vrouwen uit de groep er gemiddeld op achteruit ging, terwijl die van mannen gelijk bleef of zelfs toenam. Als talent niet wordt gebruikt, sterft het af. Een factor die samenhangt met de vorige is die van het aspiratieniveau. Ook hier speelt de premaritale rol ons weer parten. Wil iemand iets doen met een talent dan moet hij/zij eisen stellen aan zichzelf, dan moet hij/zij hoog durven mikken. Jongens weten daarbij dat ze het moeten hebben van zichzelf, bij meisjes wordt de eerzucht vaak in andere banen geleid. Zo vindt men soms bij onderzoek onder Amerikaanse studenten met een verder identieke vragenlijst in een bijvraag een opsplitsing naar sekse. Aan jongens wordt dan gevraagd: wat wil je worden? aan meisjes: wat wil je dat je man wordt? En als het de bedoeling is met behulp van deze vraag het aspiratieniveau te meten wordt hij terecht gesteld, want bij onderzoek onder high-school-kinderen bleek dat jongens met aspiraties die richtten op een toekomstige werkkring, meisjes met aspiraties zochten het meer bij een toekomstige echtgenoot.Ga naar voetnoot8 | |||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||
Om iets te bereiken heb je voorts het gevoel nodig dat je iets kan en dat je iets mag, met andere woorden, je moet over een positief zelfbeeld en een positief groepsbeeld beschikken. Nu hebben wij die niet, wij zijn geneigd onze eigen prestaties en die van onze seksegenoten niet zo hoog aan te slaan. Een duidelijk voorbeeld levert het onderzoek met de identieke artikelen. Die werden aan groepen studenten voorgelegd, in het ene geval als geschreven door John McKay, in het andere geval afkomstig van Joan McKay. John McKay scoorde goed tot zeer goed, Joan McKay middelmatig, ook bij meisjes.Ga naar voetnoot9 Wij lopen nog altijd rond met de gedachte: het is van een vrouw, dus veel kan het niet wezen. En dan is er nog onderzoek dat erop wijst dat wij bang zijn voor succes. Wij worden angstig bij de gedachte dat we een belangrijk persoon zouden kunnen zijn. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een opstelexperiment met studenten, John/Anne is een medisch student(e), die aan het eind van zijn/haar eerste jaar merkt dat hij/zij de meest briljante is van de jaargroep. Wat is de toekomst van John (opgave voor jongens), wat is de toekomst voor Anne (opgave voor meisjes). De jongens dachten John in grote meerderheid een briljante toekomst toe, de meisjes stopten Anne ergens in een hoekje. En dat is zeer wel te begrijpen, want een vrouw op een hoge post is een uitzondering, en uitzonderingen hebben het moeilijk.Ga naar voetnoot10 En tenslotte moeten we niet vergeten dat genieën vaak de top vormen van een piramide. Ieder Nederlands kind kent de grote meesters uit de Gouden Eeuw, maar menig Nederlander beseft pas hoeveel schilders er in Nederland in die periode geweest moeten zijn, als hij in buitenlandse musea geconfronteerd wordt met steeds weer andere namen van kleine meesters uit dezelfde tijd. | |||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||
Topschaatsers komen uit landen met een wedstrijdtraditie op schaatsgebied; schaakgrootmeesters, zoals de Russische, uit een land waar schaken een algemeen beoefende, positief gewaardeerde vrijetijdsbesteding is. Met andere woorden: als er aanknopingspunten bestaan voor het ontdekken van talenten komen die talenten ook te voorschijn.
Er is nog een ander facet aan deze zaak. ‘Nobelprijzen zijn erfelijk’ heeft iemand eens gezegd en daarmee bedoelde hij niet dat genialiteit oversprong van vader op zoon, maar dat bepaalde instituten relatief veel goede mensen opleverden, omdat nieuwkomers door het niveau van denken van de reeds aanwezigen omhoog getrokken werden en eisen gingen stellen aan zichzelf. Zowel het bestaan van een culturele traditie als het deel uitmaken van een team van hoog niveau zijn dus belangrijk voor de ontwikkeling van talent. In ons geval ontbreken beide stimulansen. Er bestaan geen teams van vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars bij wie het werken op je tenen geblazen is, er is geen culturele traditie waarvan een zuigkracht uitgaat juist op meisjes. De enige cultuurvorm waarvoor dat geldt is het ballet. In alle andere zullen opgroeiende meisjes dezelfde weerstanden ontmoeten als opgroeiende jongens die aan ballet willen doen. Zij conformeren zich niet aan de rol van hun sekse, zij spreken niet vanzelf, met alle onzekerheden die daarvan het gevolg zijn. En onzekerheden verslinden creatieve energie. Wat kunnen wij doen om van onze minderheidspositie af te komen, om ons een weg te banen naar de geestelijke volwaardigheid? Het meest fundamentele is dat we onze lichamelijke specialisatie van de hand wijzen, dat we onszelf en elkaar in de eerste plaats leren waarnemen als persoon. En verder moeten we ons aanwennen die dingen te doen die belangrijk zijn voor onszelf. De engel in ons die dicteert dat alle anderen eerst aan hun trekken moeten komen voordat wij aan de beurt zijn moet worden uitgebannen. Want die engel voelt zich verantwoordelijk voor een ongehoord aantal personen en situaties. Die engel belet vrouwelijke personeelsleden soms een betere baan te accepteren omdat ze hun baas dan in moeilijkheden brengen. De engel noopt strijksters ertoe op de meeste ongelegen tijden te werken omdat hun arme | |||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||
opdrachtgever anders met de handen in het haar zal zitten. Die engel, die ik eerder het ‘goede hart’ heb genoemd, is helemaal geen engel. Die engel is onze onzelfstandigheid, ons onvermogen ons leven aan onszelf te ontlenen. Als wij zorgen voor anderen hebben we ons bestaansrecht bewezen, hebben we onze verantwoordelijkheid jegens onszelf afgelegd, staan we niet voor de angstige plicht richting te geven aan onze eigen toekomst. Dit heeft te maken met volwassen worden. Maar ook hier legt de cultuur ons obstakels in de weg. Jongens treden toe tot de volwassenen op het moment dat zij zich, na de militaire dienst, definitief in het arbeidsproces begeven. Bij ons is het volwassen worden opgesplitst in een aantal ervaringen: het eerste echte vriendje, het huwelijk, het moeder worden en in sommige gevallen moet de buitenechtelijke minnaar ook nog.Ga naar voetnoot11 En zolang je dat allemaal niet hebt meegemaakt kun je het leven niet zien zoals het is, wandel je in een mist die de geheimenissen van de volgende fase aan je ogen onttrekt, ook al heb je dagelijks contact met mensen die daar al aan bezig zijn. Dit heeft een aantal gevolgen. Terwijl jongens met vallen en opstaan oefenen voor hun maatschappelijke rol en op een wat onuitgebalanceerde manier vechten voor hun identiteit, lijkt het vaak of meisjes van rond de twintig geen persoonlijkheid bezitten. Wezenloos, gehuld in een glimlach, lopen ze door het leven, wachtend op de dingen die komen gaan. Een tweede gevolg is dat meisjes dolgraag naar het stadhuis willen. Daarbij spelen andere factoren een rol: de wens van het ouderlijk huis verlost te worden en/of de vlucht voor het alleen zijn. Maar centraal is de urgente en legitieme drang te weten hoe het voelt volwassen te zijn. Een derde gevolg is dat wij vrijwel onherroepelijk een achterstand oplopen. Want of we nu getrouwd zijn of niet, tot een | |||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||
jaar of dertig leven velen van ons in een woud van verwachtingen dat ons het uitzicht op een eenpersoonstoekomst belemmert. En als we dan eindelijk wakker worden is het een wreed ontwaken, want meestal zitten we dan vast, althans, dat denken we. Aan het eind van Demain les femmesGa naar voetnoot12 vraagt Evelyne Sullerot zich af of het niet zinvol zou zijn voor mannen en vrouwen verschillende arbeidspatronen te creëren. Want uit onderzoek leek men de conclusie te kunnen trekken, dat mannen hun beste prestaties leverden vóór hun vijfendertigste, terwijl er bij vrouwen op latere leeftijd veel meer uitkwam. Geen wonder, dacht Sullerot, in die eerste periode zitten ze met de liefde en de baby's, beide absorberende zaken.
Het is de vraag of Sullerot gelijk heeft, ook al zullen de onderzoekers wel juist hebben gemeten. Het is de vraag of het de liefde en de kleine kinderen zijn of de droomstersrol, die ons allemaal meer of minder op Doornroosje doet lijken. Belangrijk lijkt mij dat wij nooit hebben leren denken aan een eenpersoonstoekomst. Nu heeft die toekomst altijd buiten de horizon gelegen. Een zelfstandige positie in de samenleving zat er voor ons niet in. En toen het mogelijk werd zelf geld te verdienen op een wat meer interessante manier was er de druk van het kiezen of delen. Ofwel je trouwde en kreeg kinderen en dan was het eigen leven ten einde, ofwel je trouwde niet en dan had je iets onnatuurlijks, althans dat werd de meisjes van mijn generatie wel gesuggereerd. Zozeer zelfs dat ik mij als kind verbeeldde dat oudere ongetrouwde vrouwen een soort weeë geur met zich meedroegen. Ze stonken niet, maar het scheelde niet veel. En even later kwamen de meisjesboeken. Niet dat vrouwen met een eenpersoonsleven daar stonken. Ze kwamen er helemaal niet in voor. Meisjesboeken, dat betekende giechelen, Sinterklaasgezelligheid, geëxalteerde wandelingen door het bos en liefdesperikelen, met een stadhuisgesprek tot slot. Kortom, romantiek. Maar het was en is altijd passieve ro- | |||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||
mantiek. Jongensromantiek bestaat uit het overwinnen van obstakels, meisjesromantiek uit mysterieuze dingen die je overkomen. De helden in jongensboeken nemen initiatieven, de heldinnen in meisjesboeken wachten af en worden meegesleept in een roes van gelukzaligheid. Het kwalijke is dat in boeken als deze, die een socialiserende werking hebben, het huwelijk als eindstation wordt gepresenteerd. Als we ooit iets aan het vertraagd volwassen worden willen veranderen zullen we boeken moeten gaan maken waarin liefde en huwelijk als tussenstations worden gezien en de bekroning elders ligt. Net als jongensboeken zullen meisjesboeken individuele of collectieve succesverhalen moeten worden: de heldin of heldinnen maken beproevingen mee, maar hun onderneming slaagt ten langen leste. Het is nodig dat meisjes fictieve voorbeelden te zien krijgen, maar dat is niet genoeg. Er zullen ook dicht bij huis reële voorbeelden moeten komen van vrouwen die iets durven. Wij zullen onszelf de positieve kanten van de mannenrol moeten leren, tegen alle conditioneringen in. Waarmee ik niet wil zeggen dat jongens die moeiteloos onder de knie krijgen. Het is vaak aandoenlijk jonge mannen die pas in het arbeidsproces zijn opgenomen, te zien worstelen met die rol. Alleen, zij worden erin gegooid en wij niet. Want na eenzelfde studie wordt van ons niet hetzelfde verwacht als van jongens. Van ons wordt niet verlangd dat we leiderschapscapaciteiten ontwikkelen, zelfs niet dat we op een samenhangende wijze onze mond opendoen. Als we onszelf dan toch in het water gooien dan zullen we het op een andere manier moeten doen dan tot nog toe. Tot nog toe deden vrouwen zoiets op hun eentje, met als gevolg nodeloze angst bij henzelf (niemand die helpt) en bij de anderen. Want als ze het dan eenmaal hadden geleerd werkten ze weer intimiderend op de rest, omdat zij het om geheimzinnige redenen wel konden en die anderen niet. Anders gezegd: hier verkeren we nog steeds in het stadium van de autodidacten; systematische scholing ontbreekt. De situatie is te vergelijken met die op onderwijsgebied tot honderd jaar geleden. Tot dan hoorde een vrouw niets geleerd te hebben, behalve het huishouden en eventueel wat verfraaiende kennis. Degenen die wel een ontwikkeling bezaten hadden | |||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||
die zelf moeten veroveren, of eventueel met behulp van vader, broers of huisleraar. Er waren geen institutionele kaders. Vandaar ernstige twijfel aan de leercapaciteiten van vrouwen. En vandaar weer de oprichting van speciale leerinstituten voor meisjes, de women's colleges in de Angelsaksische landen en de meisjes-hbs'en in Nederland. Die oude onderwijsinstellingen zijn inmiddels geheel of gedeeltelijk ‘geïtegreerd’, doorsnee school- of universitaire kennis geldt nu niet meer als specifiek mannelijk. De intellectuele barrières die de toegang naar de wereld versperden zijn - gedeeltelijk - gesloopt, de psychologische nog lang niet. Daarom zullen wij kaders moeten scheppen voor het overwinnen van de passiviteitsreflexen, voor het aanleren van een maatschappelijk volwassen optreden en gedrag. Ook dat zal in het begin wel gesegregeerd moeten gebeuren. Een taak voor de vrouwen uit het vormingswerk? Om volwaardige mensen te worden zullen wij onszelf en de generatie die na ons komt dus moeten leren een eenpersoonstoekomst te ontwerpen, een toekomst als individu, niet als lid van de soort. Wij zullen onszelf en elkaar het gedrag en het optreden moeten leren dat past bij maatschappelijk zelfstandige individuen en dat betekent het reactiegedrag, het aanpassingsgedrag dat kenmerkend is voor minderheidsgroepen, overboord zetten en daar zal, letterlijk, wel enige gedragstherapie aan te pas moeten komen. Wij zullen onszelf moeten leren lastig te worden, eisen dat een politiek van stimulansen wordt gevoerd. Veel te lang hebben wij de negatieve discriminatie geslikt. En die negatieve discriminatie maakte dat vrouwen, tenzij uitzonderlijk goed of tenzij ‘gewoon’ geworden in een bepaalde sector, zelden werden benoemd. Want zelfs als er geen sprake was van huwelijk of moederschap had je altijd nog de moeilijkheid dat cliënten, collega's of ondergeschikten bezwaren maakten of zouden kunnen maken tegen een vrouw op die post, bezwaren die soms niet eens worden gerationaliseerd. We hebben hier al een vrouw, wordt dan gezegd, of ik wil geen problemen op de afdeling.
Een stimulerende politiek voeren betekent bijvoorbeeld dat de negatieve discriminatie wordt vervangen door een positie- | |||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||
ve. Voor mannen met rechtvaardigheidsgevoel impliceert dat: benoem in een hogere functie als het maar even kan een vrouw en coach haar als ze zich onzeker voelt, wat waarschijnlijk zo zal wezen. Wanneer ze door het bedrijf als vanzelfsprekend wordt geïntroduceerd vindt iedereen het na een tijdje doodgewoon dat er meer komen.Ga naar voetnoot13 Voor de overheid impliceert dat dat er veel meer geld en aandacht wordt besteed aan verhoging van het onderwijspeil bij meisjes, de invoering van een quotabeleid; een percentage universitaire plaatsen voor meisjes dat in overeenstemming is met het percentage dat haar vwo-diploma behaalt,Ga naar voetnoot14 een percentage vrouwen in hogere overheidsfuncties dat overeenkomt met het percentage vrouwelijke afgestudeerden. Als de eis positieve discriminatie te bedrijven geldt voor mannen, geldt die zeker voor vrouwen die over een zekere invloed beschikken. Alle vrouwen die een solide positie hebben in de maatschappij, de wetenschap en de politiek hebben die kunnen bereiken dank zij de feministische activiteiten uit het verleden. Zolang er in de maatschappij geen fifty-fifty verhouding is tussen mannen en vrouwen mag van hen gevraagd worden dat zij energie investeren in andere vrouwen, dat zij vrouwelijk talent opsporen en opkweken. Bovendien kunnen zij een voorbeeldfunctie vervullen, hetzelfde uitstralingseffect hebben als de mannelijke Nobelprijswinnaars. Wanneer vrouwelijke pioniers iets gingen opzetten in het verleden, in de verpleging of in het maatschappelijk werk, kwamen er wel meer. De enige Nederlandse geleerde van wie ik weet dat ze hetzelfde effect heeft gehad is Johanna Westerdijk,Ga naar voetnoot* en dat was een bewuste feministe. Als dit genus zichzelf in ere weet te herstellen, mogen we hopen dat meisjes niet langer de schone slaapster hoeven te zijn. Of dit alles binnen één generatie tot vrouwelijke genieën zal leiden? Ik weet het niet, het is ook niet zo belangrijk. Het is | |||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||
veel belangrijker dat wij als groep een zelfgevoel leren opbouwen en onze hersens leren gebruiken. Tenslotte zijn vrouwen ooit wezens geweest die de door de aarde geboden mogelijkheden hebben leren ontdekken en benutten. Dat zelfgevoel komt niet automatisch te voorschijn. We zitten immers met onze slechte reputatie en het negatieve beeld dat we hebben van onze eigen groep. Om daar van af te komen zullen we de waarheid moeten leren ontdekken. En die is niet vanzelf toegankelijk, want overdekt door een dikke laag stereotiepen. Wij beschikken praktisch niet over reële voorbeelden, de mythische die er wel zijn hebben bijna allemaal een negatieve of beknottende betekenis. Want we moeten ons niet vergissen: de figuren zoals ze voor ons oprijzen uit legendes, uit bijbelverhalen, uit de anecdotische geschiedenis of uit de verschillende mythologieën hebben geen directe voorbeeldwaarde, maar ze laten de komende generatie wel zien hoe je als man of als vrouw hoort te wezen, welk soort gedrag je op een goede of een slechte reputatie komt te staan. Het zou interessant zijn een aantal van deze figuren die voortleven in de collectieve verbeelding, die steeds weer terugkomen in schilderijen, films en zelfs in strips van het super-classic-type onder de loep te nemen en na te gaan welke betekenis zij nu nog uitstralen en of die iets te maken heeft met de historische werkelijkheid.
Daarvoor heb ik hier geen plaats. Om toch een aanduiding te geven van het soort dingen dat hier aan de orde komt heb ik twee vrouwenfiguren gekozen, die een zo slechte reputatie hebben dat geen meisje ooit meer hun naam heeft gekregen: Kenau en Xantippe. Kenau is de pekwerpende aanvoerster van de Haarlemse furies. Zij is illustratief voor het moment waarop Weiber zu Hyänen worden en bewijst welk een hel de wereld zou zijn als vrouwen daarin de dienst uit zouden maken. Xantippe is de vrouw die niet onder de indruk is van haar belangrijke echtgenoot, die hem achtervolgt met haar kleinzielige beslommeringen. Xantippe laat zien welk een plaag het huwelijk kan wezen voor leden van het mannelijk geslacht. Wat is nu de historische waarheid over Kenau en Xantippe? Kenau was een moedig burgeres van Haarlem, van goede fa- | |||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||
milie, die als weduwe de kost verdiende voor haar vier kinderen in de houthandel en, verstand hebbend van hout, nuttige aanwijzingen gaf bij het versterken van de stadswallen. Misschien heeft zij daar de wacht gehouden, heel misschien heeft zij dat samen met enkele andere vrouwen gedaan. Maar zij is nooit de tierende aanvoerster geweest van een vrouwenlegioen en met pek heeft zij nooit geworpen. Xantippe was jonger dan Socrates en van hogere komaf dan hij. Zij is door bewonderende leerlingen van Socrates negatief geportretteerd om goed te laten uitkomen hoe tolerant hun leermeester wel was. De boze verhalen over Kenau en Xantippe zijn dus uit de lucht gegrepen. Waarom circuleren ze dan nog altijd? In het geval van Xantippe kan men een ‘psychologische’ verklaring van stal halen, de behoefte aan contrastwerking. Als iemand eenmaal rijp is voor het pantheon worden zijn gebreken weggewerkt (wie van ons weet welke smeerlapperij Rembrandt in zijn leven heeft uitgehaald?) en die van omringende personen geaccentueerd, of, zoals in dit geval, te voorschijn getoverd uit het niets. In het geval van Kenau ontbreekt zelfs dit soort ‘verklaring’. Met Kenau en Xantippe is iets anders aan de hand. In hen worden mannelijke angsten geprojecteerd (geschiedschrijvers zijn tot nog toe mannen geweest). In het geval van Xantippe de angst dat vrouwen wel eens zouden kunnen twijfelen aan het belang van mannelijk denken of mannelijke bezigheden,Ga naar voetnoot15 in Kenau de angst dat vrouwen onafhankelijke individuen zouden kunnen zijn, met inzicht in mannelijke zaken en in staat tot het leveren van zinnige kritiek.
Met behulp van die projectie houden mannen vrouwen in het gareel en voorkomen zij aanslagen op hun ego: de kritische | |||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||
echtgenote houdt zich in want zij wil geen Xantippe zijn, de kritische vrouw die meedoet in de maatschappij zegt het voorzichtig of houdt haar mond, want ze wil niet doorgaan voor een Kenau.Ga naar voetnoot16 Wij plegen verbaasd te zijn over de manier waarop men in de Sovjet-Unie omspringt met geschiedenisboeken en encyclopedieën: wanneer daar politieke verschuivingen optreden wordt de verkoop geblokkeerd, worden pagina's uitgescheurd en door nieuwe vervangen. Geschiedschrijving heeft dan een politiek doel, namelijk de machthebbers van het moment in het gelijk stellen. De geschiedschrijving ten aanzien van ons heeft precies hetzelfde doel, alleen, aangezien de machthebbers sinds onheuglijke tijden de dienst uitmaken, hoeven ze niet meer met schaar en lijmpot te werken. In ons geval heeft de totalitaire staat zolang bestaan dat de normen en de waarheden van het regime niet langer beargumenteerd hoeven te worden; zij spreken vanzelf. Er zijn andere methodes om vrouwelijke reputaties en dus het zelfgevoel van vrouwen te ondermijnen. Een van de meer doeltreffende is het buitenspel zetten van vrouwen die iets presteren. Er zijn twee varianten: het reduceren tot lichaam of het reduceren tot tweederangs geest. De eerste variant zinspeelt op de genoegens geleverd aan de penis. Barbara Castle schijnt haar positie te danken te hebben gehad aan de kwaliteit van haar négligés; Colette heeft het gemaakt door met iedereen in de koffer te duiken. Het is ook mogelijk iemand op een minder directe manier het stempel van hoer op te drukken. Als vrouwen een mooi lichaam hebben brengen ze het tot filmster, tot actrice brengen ze het niet. Marilyn Monroe heeft gedacht dat het aan haar lag, maar het patroon is | |||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||
algemeen. Richard Burton kan acteren, Liz Taylor is mooi. Opgemerkt moet worden dat bij het koppel Burton-Taylor enigszins het Socrates-Xantippe-effect meespeelt: naarmate Taylor meer een ding is komen de verdiensten van Burton des te beter uit. Bij de variant ‘tweederangs geest’ kan hetzelfde effect zich voordoen: in dat geval worden de verdiensten van de echtgenote overgeheveld naar de echtgenoot: hij was het brein, zij de trouwe helpster die een graantje meepikte van zijn grootheid. Dit verschijnsel schijnt zich bij meerdere historische paren te hebben voorgedaan, ik heb het alleen vastgesteld in het geval van Mme Curie, die niets anders gedaan zou hebben dan de ideeën van haar man rondbazuinen. Als er geen echtgenoot in de buurt is of als deze zich op andere terreinen bewoog zijn er altijd nog andere mannen genoeg, collega's die hoger, dieper, breder waren. Jane Austen, de gezusters Brontë en George Eliot, hoe verdienstelijk ook, bezitten niet het kaliber van een Tolstoj, Dostojewski of Shakespeare. Zo krijgen we de paradoxale situatie dat door vrouwen geleverde prestaties gebruikt worden om de minderwaardigheid van vrouwen te onderstrepen. Daarmee wordt de vrouw in kwestie ondermijnd, maar ook de anderen. Want de vrouw die iets presteert wordt tegelijkertijd uitgespeeld tegen de rest: als zij het wel kan, zijn jullie blijkbaar te lamlendig om je best te doen. Zo wordt ze, althans bij haar leven, door die rest nog gehaat ook - een doeltreffend gebruik van de isoleer-enheerstactiek. Hoe een vrouw zich legt, ze legt zich verkeerd en dat heeft gevolgen voor het vrouwelijk zelfrespect. Het is dus niet zo verwonderlijk dat de artikelen van John McKay gunstiger werden beoordeeld dan die van Joan McKay.
Als wij die ongelovigheid bij onszelf en bij mannen jegens door ons geleverde prestaties willen opheffen zullen we de geschiedenis dus moeten herschrijven en zorgen dat de gecorrigeerde versie verspreiding vindt. Zoiets gaat niet vanzelf. Want de geschiedwetenschap is evenmin waardenvrij als welke andere menswetenschap. Dat maakt bijvoorbeeld dat onjuiste beelden over het verleden niet verbeterd worden als | |||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||
men dat niet de moeite waard vindt. Wij zijn irrelevant, dus zal niemand actie ondernemen om de sjablonen over ons de wereld uit te krijgen. De gegevens over Kenau en Xantippe heb ik gevonden in de zesde druk van de Winkler Prins (1951 resp. 1954), maar in 1971 waren ze nog niet doorgedrongen tot enig academisch gevormd persoon mijner kennis, zelfs niet wanneer die geschiedenis had gestudeerd. Aan alle universiteiten in de Verenigde Staten worden op 't ogenblik colleges gegeven over vrouwen als aparte groep in onze samenleving. In New York bestaat zelfs een Institute for Women's Studies, waar, zoals ik in Le Monde las, honderdvijfenzeventig onderzoekers werken. In Nederland zullen we tot iets dergelijks moeten komen, al was het maar om te vermijden dat de volgende generatie klakkeloos alle stereotiepen overneemt en niet beseft dat die vast zitten aan een bepaald wereldbeeld. Het is niet genoeg als wij de bezem door de geschiedenisboekjes halen. Wij zullen ook in onszelf moeten leren graven naar de waarheid. En dat is een pijnlijke ervaring. Honderdvijftig jaar geleden schreeft Stendhal dat vrouwen (althans de vrouwen van zijn tijd) geen goede romanschrijvers konden zijn omdat ze het zich niet konden permitteren eerlijk te zijn jegens zichzelf - er zou een gruwelijk soort waarheid te voorschijn komen. En omstreeks 1928 schrijft Virginia Woolf dat het haar enigszins gelukt is de in haar huizende engel uit te drijven, maar dat het niet door de cultuur gesanctioneerde deel van haar gevoelens nog achter slot en grendel zat - zij mochten niet in woorden op papier. Ik geloof niet dat er sindsdien veel veranderd is, want de kans op nog meer beschadigingen is groot. Wij hebben sinds oude tijden ons lichaam tentoongesteld en dat heeft al genoeg vernederingen opgeleverd, de rest hielden we liever buiten schot. Want iedere openhartigheid kan onmiddellijk door mannen met de zorgelijke etiketten van hun wetenschap worden beplakt of gebruikt om ons door het slijk te halen, als individu of als soort. Onder het minderheidsregime is iedere uitlating immers onthullend voor de soort. Toch zullen we het van elkaar moeten leren. Wij zullen erachter moeten komen hoe vrouwen van vroeger die zich hebben vrijgevochten dat hebben gedaan. Wij hebben dringend iden- | |||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||
tificatiemodellen nodig. Het is niet gemakkelijk die te vinden want degenen bij wie het gelukt is hebben zelden een dagboek bijgehouden of iets dat daarop lijkt.Ga naar voetnoot17 Maar we zullen het vooral zelf moeten doen. Virginia Woolf was zover gekomen dat zij de woorden al (bijna?) toeliet tot haar bewustzijn. Wij zijn daartoe vaak nog niet eens in staat. Toch is dat de enige methode om door onze conditionering heen te breken. Daarom zullen we elkaar onze moeizame tocht naar de vrijheid moeten beschrijven, ieder monster dat een vogelverschrikker bleek te zijn en iedere kuil waar we weer ingetuimeld zijn. Wij zijn niet verantwoordelijk voor wat er vroeger met ons is gebeurd. Wij zijn wel verantwoordelijk voor wat er tijdens ons leven zou kunnen veranderen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||
Vergelijking van Vrouwen en Negers als MinderheidsgroepGa naar voetnoot*1. Duidelijk zichtbaar als anders
| |||||||||||||||||||||
2. Kenmerken die aan de groep worden toegedicht
| |||||||||||||||||||||
3. Rationalisaties van bestaande toestand
| |||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||
4. Aanpassingsgedrag
| |||||||||||||||||||||
5. Discriminatie
| |||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||
6. Soortgelijke problemenRollen niet duidelijk afgebakend, maar verschuivend ten gevolge van sociale veranderingen. Conflict tussen bereikte status en status die hun wordt toegeschreven. | |||||||||||||||||||||
7. Enkele psychologische gevolgen
|
|