Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 125]
| ||||||||||
Gelijkheid vertaald naar de helftGa naar voetnoot*Gelijkheid is een oud ideaal van de democratie dat de laatste jaren weer volop in de belangstelling staat. Want ‘nieuwe’ typen van ongelijkheid die vroeger niet zo opvielen, worden steeds meer als schandalig ervaren. Dit speciale nummer van Socialisme en Democratie is een produkt van dit soort ergernis. Dat de PvdA het denken over gelijkheid opnieuw wilde stimuleren was overigens al op andere wijze gebleken: in 1971 werd een wbs-brochure,Ga naar voetnoot** gewijd aan dit thema, gepubliceerd en ‘gelijkheid’ is één van de belangrijke discussie-onderwerpen in Socialisme nu.Ga naar voetnoot*** De moeilijkheid die kleeft aan een algemene behandeling van dit soort thema's is dat men vaak in de nobele abstracties blijft steken. Wat er allemaal vastzit aan de verwezenlijking van het gelijkheidsideaal wordt dikwijls pas zichtbaar wanneer men concrete situaties analyseert of wanneer men nagaat hoe het gelijkheidsideaal gehanteerd wordt als het speciale groepen betreft.
Dit nummer is dus een poging de gelijkheid over te brengen van de theorie naar de praktijk. De praktijk van een bepaalde groep, die er niet zo erg aan te pas komt, de helft van de bevolking. Daarom heet het: gelijkheid vertaald naar de helft.
Wanneer iemand stelt dat man en vrouw gelijk horen te zijn, reageert men vaak met enige verbazing: vrouwen zijn toch anders dan mannen? En als er dan geen verhalen losbreken over hartinfarcten en Olympische kampioenen komt men wel | ||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||
op de proppen met voetballende jongetjes en poppenspelende meisjes, of, in een omgeving waar de discussie al eerder heeft gewoed, met jongens die een pop hanteren alsof het een bal was en meisjes die een autootje toespreken als een baby. De verwarring die ontstaat heeft te maken met het lastige gegeven dat het woord ‘gelijk’ in het Nederlands, evenals in sommige andere talen, óók betekent ‘identiek’, en iedereen weet dat mannen en vrouwen niet eender zijn: je hebt de chromosomen met hun scheikundig gevolg en niemand weet nog precies wat daar allemaal aan vast zit. De term gelijkheid wordt hier niet gebruikt in de zin van eender zijn. Als wij stellen dat er gelijkheid moet zijn tussen mannen en vrouwen bedoelen wij dat er gelijke rechten moeten zijn, gelijke kansen, gelijke mogelijkheden en een gelijke situatie. Gelijke plichten ook natuurlijk, maar pas als de andere vier er al zijn of er zeker zullen komen. Want meestal worden de gelijke plichten al te voorschijn gehaald in een stadium waarin ze de ongelijkheid alleen maar zullen vergroten. Denk aan het hier en daar bestaande voornemen voor meisjes een sociale dienstplicht in te voeren. Een tweede groep mensen vraagt zich af of vrouwen wel een groep vormen. Er zijn toch grote economische verschillen? Wat is bijvoorbeeld de verwantschap tussen mevrouw Philips en een Verkade-meisje? De verwantschap is dat zij allebei behoren tot een minderheidsgroep, wier defecten worden opgehangen aan het extraatje dat zij van de natuur gekregen hebben: het vermogen kinderen te baren. Dat extraatje maakt dat vrouwen uit allerlei functies worden geweerd. Want als ze getrouwd zijn en kinderen hebben zouden ze kunnen verzuimen, als ze alleen maar getrouwd zijn zouden ze kinderen kunnen krijgen en als ze ongehuwd zijn zouden ze kunnen trouwen. De weerstand kan andere vormen aannemen: je bent als vrouw net zo lang te jong tot je te oud bent, zo werd het geformuleerd door een briefschrijfster die een dossier had aangelegd van antwoorden op sollicitatie-brieven. Een groepskenmerk van vrouwen is dat zij uit allerlei functies worden geweerd. Dat mechanisme werkt niet altijd en overal even sterk; het werkt zelfs helemaal niet als het gaat om werk dat gastarbeiders niet kunnen en waar verder niemand zin in heeft. | ||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||
Dubbele suggestieEr is nog een gemeenschappelijk kenmerk. Zoals mensen zich altijd boos maken over de jeugd van tegenwoordig (óók een minderheidsgroep), zo maakt men zich altijd zorgen over de veranderende positie van de vrouw en de gevolgen daarvan voor de samenleving. Evelyne SullerotGa naar voetnoot* die de vrouwenpers over een tijdvak van bijna tweehonderd jaar bestudeerde geeft daarvan vermakelijke voorbeelden. Die bezorgdheid heeft een dubbele uitwerking: ten eerste dat vrouwen altijd denken dat nu de grote veranderingen op til zijn, ten tweede dat ze zich voortdurend schuldig voelen. Want die gevolgen waren altijd slecht. Eerst waren het de goede zeden die zouden verdwijnen, toen dreigde het gezin op drift te raken (kiesrecht), vervolgens vroeg men zich angstig af of de kinderziel geen schade zou lijden als moe niet steeds in de buurt was en het nieuwste soort bezorgdheid dat ik heb aangetroffen is dat het buitenshuis werken van getrouwde vrouwen de inkomensongelijkheid zou vergroten. Immers, juist de beter opgeleiden..., enzovoort. Alsof de overheid niet over uitstekende middelen beschikt om een inkomenspolitiek te voeren. En alsof ze dat niet meer dan doeltreffend doet in deze sector. Die dubbele suggestie is een uitstekend middel gebleken om vrouwen in het gareel te houden. Want als de grote veranderingen al ‘op til’ zijn hoef je daarvoor niet zo hard te vechten en als ze dan nog kwalijke gevolgen hebben ook kun je het vechten maar beter laten. Het laatste kenmerk van deze groep is haar bijzondere verhouding tot de gelijkheidsnormen. Vroeger lag dat tamelijk eenvoudig: toen had je de dubbele moraal. Die bestaat nog altijd enigszins: als een ongehuwde moeder haar kind verzorgt doet zij haar plicht; als een ongehuwde vader de verzorging op zich neemt raakt men in extase. Als van een buitenshuis werkend echtpaar de man kookt is hij verdienstelijk; als de vrouw het doet spreekt het vanzelf. Maar sinds de ‘emancipatie’ - wanneer die dan ook moge hebben plaats gevonden - leven we onder een nieuw systeem, dat van de verspringende normen. Dat houdt in dat van het gelijkheidsideaal een selec- | ||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||
tief gebruik wordt gemaakt. Soms wordt het van stal gehaald, soms blijft het daar staan. Een voorbeeld levert het gebruik van statistisch materiaal. Soms wordt het opgesplitst naar sekse, soms niet. Iedereen weet dat meisjes minder vaak afstuderen dan jongens, dat vrouwen conservatiever stemmen dan mannen en dat vrouwelijke arbeidskrachten meer verzuimen. Ook al zijn de verschillen klein (stemmen) of te verwaarlozen (verzuim) en worden ze correct weergegeven, dan nog mist het opsplitsen zijn vergrovende werking niet zodat de onderhuidse conclusie luidt:
In andere gevallen wordt er niet opgesplitst naar sekse, met name als er sprake is van aanzienlijke opleidings- en inkomensverschillen. Veel mensen weten daardoor niet dat meisjes tweederde van de werkende jongeren vormen en in tegenstelling tot jongens praktisch niet verder worden geschoold. Zij weten evenmin dat het percentage meisjes onder de studenten al vijfentwintig jaar niet is toegenomenGa naar voetnoot1 en buiten het feminisme ben ik nog nooit iemand tegengekomen die wist dat vrouwelijke blanken in de Verenigde Staten met een gelijk opleidingsniveau minder verdienen dan mannelijke negers.Ga naar voetnoot2 Nu wil ik niet zeggen dat die verschillen niet terug te vinden zijn: ze staan wel eens in vakbladen, met name in internationale overzichten - een onthullende bron om te ontdekken hoe slecht de Nederlandse situatie is op dit gebied --, en als een statisticus een dagje gaat rekenen wil allerlei cbs-materiaal zijn geheimen best prijsgeven. Maar de conclusie die zich de laatste jaren aan mij heeft opgedrongen is dat er wel belangstelling is voor gegevens waaruit ‘blijkt’ dat vrouwen niet | ||||||||||
[pagina 129]
| ||||||||||
deugen, maar geen voor gegevens die aantonen hoe slecht hun positie is. Soms wordt over het hoofd gezien dat vrouwen een aparte groep zijn: in de stroom van artikelen gewijd aan districtenstelsels heb ik nooit het feit vermeld gevonden dat ze het percentage gekozen vrouwen nog kleiner maken. Soms ziet men vrouwen wel als aparte groep maar blijft dat verder een dood gegeven: uit het ‘talentenproject’ van Van Heek c.s.Ga naar voetnoot* blijkt dat dochters van ongeschoolde arbeiders er nog slechter aan toe zijn dan zoons. Maar men vond het destijds te ingewikkeld daar verdere consequenties aan te verbinden. Soms gaat men zover dat de verschillen worden betreurd, maar helaas: gelijke betaling in niet-gemengde functies kan niet omdat de betreffende bedrijfstakken zo slecht zitten. En als vrouwen dan aarzelend protesteren wordt ze te verstaan gegeven dat ze - typisch vrouwelijk - weer bezig zijn met details: je moet de dingen zien in het grotere verband van de Democratie, de Arbeidersklasse of de Economie. Hetgeen niet wegneemt dat ze steeds worden gemaand voor die gelijkheid te strijden: na de ratificatie van het Verdrag van RomeGa naar voetnoot** stond in de krant te lezen dat vrouwen nu goed uit moesten kijken als er cao's werden vastgesteld, - een aardige aansporing als er niet met sancties kan worden gezwaaid. Het maken van gebaren is toegestaan en zelfs verplicht. Want zolang je daar je energie aan besteedt ben je toch niet doeltreffend. Een geraffineerde vorm van het spel - want het systeem is eigenlijk een spel - wordt gespeeld als voor vrouwen vervelende maatregelen of wetten op handen zijn. Dan wordt de afkeer van discriminatie te voorschijn gehaald om te kunnen discrimineren, dan wordt de ongelijkheid vergroot met het argument dat de gelijkheid bevorderd moet worden, dan wordt de gelijkheidsideologie met een schijnheilig gezicht verkracht. In de discussie rond de herziening van de echtscheidingswetgeving werd herhaaldelijk betoogd dat alimentatie voor de ex-echtgenote eigenlijk uit de tijd was: vrouwen waren immers ‘geëmancipeerd’. En het rapport van de com- | ||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||
missie-AndriessenGa naar voetnoot* dat aanbeveelt iedereen, ongeacht later inkomen, zijn rentedragende studielening te laten terugbetalenGa naar voetnoot3 wenst geen onderscheid te maken naar sekse, want dat zou discriminatie zijn. Daarbij wordt een gelijkheid verondersteld die niet bestaat. Het is niet zo dat de gehuwde vrouw in Nederland geacht wordt economisch zelfstandig te zijn en als ze werkt verdient ze gemiddeld aanzienlijk minder dan haar man. Van mensen die zeggen zo voor gelijkheid geporteerd te zijn zou je minstens verwachten dat ze pleitten voor gelijkheidsbevorderende maatregelen-in-de-diepte, zoals het subsidiëren van kindercentra en het via het onderwijs uitdragen van het idee dat ieder mens, ongeacht burgerlijke staat, zijn of haar kost hoort te verdienen. Maar die consequentie wordt nooit getrokken. Het spel van de verspringende normen wordt nog een graadje smeriger als één en dezelfde persoon de gelijkheidsnorm hanteert en de gelijkheidsbevordering afwijst. Een voorbeeld vormt drs. R.M. de Haan, directeur van het Instituut voor onderzoek van overheidsuitgaven, die in Verlaging van de verhogingGa naar voetnoot4 schrijft: ‘Meisjes die niet serieus van plan zijn een opleiding af te maken of later te gebruiken in de beroepsuitoefening dienen natuurlijk niet van het afbetalen van de opgelopen schuld te worden vrijgesteld. Nu het gewoon wordt dat steeds meer vrouwen (blijven) werken is daar ook geen noodzaak voor.’ Het bontst maakt het echter de heer BiesheuvelGa naar voetnoot**, wiens re- | ||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||
gering op het punt staat de voorstellen van de commissie-Andriessen over te nemen maar die desondanks aan het Vrouwencontact van de PvdA honingzoet schrijftGa naar voetnoot5 dat hij ‘het een verheugend verschijnsel acht dat nog steeds zeer veel vrouwen kiezen voor het echtgenote en moeder zijn, waardoor ze m.i. hun zeer belangrijke bijdrage leveren aan een evenwichtige ontplooiing van onze samenleving en maatschappij.’ De conclusie moet dan wel luiden dat de heer Biesheuvel de bijdrage van deze (aanstaande) echtgenotes en moeders zó belangrijk vindt dat hij voorstelt de poorten van de universiteit maar voor hen te sluiten. Het stelsel van de verspringende normen moet niet worden afgeschaft, het moet alleen de andere kant op worden gebruikt. Want vrouwen en mannen zijn niet gelijk. Wat scholing en maatschappelijke vaardigheden betreft liggen vrouwen een flink stuk achter. Vrouwen hebben nooit gelijke kansen gehad en ze hebben die nog steeds niet. Dat is tot nog toe een reden geweest om ze als surrogaat te behandelen - technisch gezegd: om negatieve discriminatie toe te passen. Als wij naar de gelijkheid toe willen moet dat nu een reden zijn ze een voorkeursbehandeling te geven, positieve discriminatie toe te passen. Daar zit het een en ander aan vast. Het vereist dat wij ophouden vrouwen eigenschappen toe te dichten die ‘ze’ niet hebben. Dat we ophouden te geloven dat de stoel achter de schrijfmachine de ‘natuurlijke’ plaats is voor een vrouw. Dat we leren ‘vrouwelijk’ gedrag te zien voor wat het is: reactiegedrag, gedrag van mensen die het op de ‘gewone’ manier niet kunnen of niet mogen. Het betekent met andere woorden dat wij moeten streven naar een andere mentaliteit. Met artikelen over die mentaliteitsverandering zou een heel nummer van Socialisme en Demacratie te vullen zijn, maar dat is niet ons doel geweest. Want Socialisme en Democratie is het blad van een politieke partij. Dus hebben wij geprobeerd verschillende vormen van ongelijkheid te inventariseren, te analyseren en na te gaan wat daaraan vanuit de politiek kan worden gedaan. Dat is werken vanuit één invalshoek, maar vanuit een belangrijke. |
|