Veere, 11 december 1990
Lieve vrienden,
Toch nog iets naar aanleiding van Gustaafs laatste brief:
Ik zou willen dat Konrád, na die toch min of meer vrijblijvende inventarisatie van mogelijke politieke ontwikkelingen in Hongarije, onlangs in Groningen, ertoe kon komen om ook enige publieke zorg te uiten over de politieke en mentale ontwikkelingen in Polen. Ik deel beslist jullie bewondering voor Konrád (daarom heb ik destijds die vraag opgeworpen). Maar ik vraag me af of iemand van zijn statuur het zich kan veroorloven om - zoals Gustaaf het formuleert - ‘terughoudend te zijn met loyaliteit t.o.v. welk systeem dan ook.’
Wat me bij die lezing in Groningen opviel was dat hij een bijna aandoenlijk, zestiger-jarenachtig vertrouwen in het democratische élan van ons West-Europese academische milieu blijkt te hebben. Hij verwacht dat de universiteiten een bijdrage zullen kunnen leveren aan een open, democratisch Europa. Dat vertrouwen hebben wij hier in het Westen in de afgelopen decennia nu juist verloren.
Gelukkig is Konrád intelligent en alert genoeg om bepaalde neveneffecten van zijn populariteit als Midden-Europese dissident hier in het Westen te onderkennen. En het zou goed zijn als wijzelf inzagen dat onze achting voor hem (die terecht is) een zekere rol speelt in onze eigen Westerse verdringingstactieken.
Ik maak me na Walesa's verkiezing tot president zelf wel enige zorgen om Polen. Niet dat dat nu van belang is, maar toch. Het vervelende is dat de ontwikkelingen in Midden-Europa, en overigens in de Sowjet-Unie, precies de kant opgaan die pessimisten zo'n jaar geleden voorzien hebben. Maar het zou voorbarig, en waarschijnlijk onjuist zijn om Walesa nu al met Pilsudski te associëren.
Zou zo iemand als Konrád, met een met Walesa (en Havel) vergelijkbare historische statuur, maar bovendien in het bezit van een groot intellectueel prestige, zich niet kunnen opwerpen als een soort supranationale woordvoerder van de Midden-Europese intelligentsia? Ik heb een beetje het gevoel dat er minstens in het Westen na het verdwijnen van de noodzaak tot politieke en morele steun aan de (voormalige) dissidenten zoiets als een intellectueel vacuüm is ontstaan. Konrád is van voldoende humanistisch kaliber om een tegenwicht te bieden aan de ergste Rooms-katholieke reactie. En zijn toon mist het hitsige dat orthodox-religieuze figuren als Walesa, en anderen in dat deel van ons continent, weinig andere ruimte laat dan afdrijven naar een despotisch anti-intellectualisme.
Maar het gaat natuurlijk niet aan om wie dan ook tot een dergelijke taak op te roepen. Nog ervan afgezien dat zelfs bij ons in het Westen het woord geen schijn van kans meer heeft.
Nu houd ik echt op met jullie met correspondentie te bestoken, hoor. Zijn jullie misschien al aan het pakken voor je reis naar Bargemon? Of hebben jullie toch andere plannen?