Veere, 3 december 1990
Lieve Gustaaf en Janna,
Nog iets naar aanleiding van Gustaafs laatste brief:
Nee, ik geloof niet dat ik er behoefte aan heb om voor ‘een echte schrijver’ aangezien te worden. Die behoefte heb ik nooit gehad. Ik heb zo'n twintig jaar geleden ruimschoots de gelegenheid gehad om een literaire carrière op te bouwen. Als ik dat gewild had had ik die inmiddels wel gehad. Ik ben zelf altijd de eerste geweest om zodra er zich iets in die richting begon te ontwikkelen de zaak weer te verpesten.
Ik heb wel altijd geschreven. En ik schrijf nu beter dan vroeger. Als Gustaaf dat met ‘ontplooien’ bedoelt heeft hij gelijk.
Toen ik voor Harcourt die oude roman herschreef kostte het me geen moeite om het boek in een literaire context te plaatsen. Maar ik zou het niet graag voor ‘Nederlandse literatuur’ gehouden hebben. Wat een onzin om uit het bestaan van een taal een specifieke literatuur af te leiden. De tijd dat landen of taalgebieden er een eigen culturele identiteit op nahielden is (zeker in het Westen) allang voorbij. Ondanks het modernisme is de taal op het niveau van de literatuur nog altijd meer expressiemiddel dan de expressie. Maar dat culturele provincialisme zal voorlopig wel niet verdwijnen. Ik ben bang dat het met de zogenaamde officiële Europese culturele integratie paradoxaal genoeg (en in reactie daarop) juist weer sterker zal worden.
Die aandrang tot schrijven is meer een ongemak. Bah, wat een ongeluk! Gustaaf maakt zich druk over al die ijdeltuiten die op literaire avondjes uit eigen werk voorlezen. Maar dat verschijnsel is al zo oud als de wereld. Hij moet Leopardi er maar eens op nalezen, die ook zo'n hekel aan dat soort lieden had.
Jan Eijkelboom heb ik hier in Middelburg weleens gesproken. Rawie ken ik alleen uit krantencitaten.
Vinden jullie het goed dat ik mijn trapsgewijze beantwoording van Gustaafs brief hiermee beëindig? Ik wacht met spanning op zijn volgende.
Lieve groet, ook van Nina.
Gregor
P.S. Hebben jullie weleens iets van James Merrill gelezen?