29
Sydney is voorbije tijd. Er is niets bijzonders meer gebeurd. Vanlaar is in Sydney achtergebleven. Twee mannen van de Australische politie hebben hem van boord gehaald.
Iemand zei dat hij direct naar Rotterdam zou worden overgevlogen. Naar het schijnt heeft de werktuigkundige mij nog willen spreken. Zou hij mij alsnog zijn motieven hebben willen verduidelijken? Ik heb geen toestemming gekregen om hem te bezoeken.
Ik ben zelf niet van boord gehaald. Ik werk nog altijd als pantrybediende. Er is zelfs niet overwogen om mij te schorsen. Wel is er bepaald dat ik het schip niet meer af mag. Ik zal tot Rotterdam aan toe geen walverlof meer krijgen. Het was alweer de oude man die mij dat is komen vertellen.
---
Sydney kwam binnen oogbereik. Ik had me al vroeg op het voordek geposteerd. We naderden de stad. Eerst leek de stad te groeien, maar toen begon het schip juist groter te worden. Ik had een goed zicht op de stad. Waarschijnlijk een beter dan de mensen die op de bovendekken stonden.
Kort voor we aanmeerden kwam er een stel matrozen op het dek. Het was plotseling een en al bedrijvigheid op het anders zo stille dek. De S. lag al dichtbij de kade. Het schip dreef langzaam naar de kaderand toe, alsof de romp er naartoe werd gezogen.
Een van de matrozen deelde instructies uit. Daarop begonnen de anderen met de kabels te slepen. Ik zag aanvankelijk geen enkele systematiek in hun activiteiten. Maar allengs begon ik er een patroon in te ontdekken. Een van de matrozen sommeerde me van het dek te verdwijnen. Hij zei dat ik in de weg stond. Maar dat was niet waar.
Ik ging naar het middenschip. In de verwarring die overal heerste veroorloofde ik me een passagiersdek op te lopen. Op het promenadedek heerste een grote drukte. Het dek stond volgepakt met mannen, vrouwen, kinderen die huilden en zich aan koffers vastklampten. Het kostte me moeite om door de menigte heen te dringen.
In de lounge van de tweede klasse stonden pursers formulieren uit te delen. Enkele officieren probeerden de emigranten in toom te houden. Ik heb een tijdje naar al die benauwde emigrantengezichten staan kijken. Er hing een dreigende sfeer in die lounge.
Daarna ben ik toch weer naar het voordek gegaan. De matrozen waren daar al niet meer. Ook de bovendekken waren nu verlaten. Ik ging aan de reling staan. De ontscheping was in volle gang.
Langs de kade stond een rij loodsen. Het waren een soort barakken. Tussen de betonnen pijlers hingen geribde ijzerplaten met ramen erin, soms afgewisseld door ijzeren rolluiken. Op het dak van een de loodsen stond met grote witte letters H-O-L-L-A-N-D geschilderd. Op de kade reden voertuigen af en aan. Lorries, heftrucks,