Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken 1965-2000 (2001)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken 1965-2000

(2001)–George Kool–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 90]
[p. 90]

28

Het hoofd van de scheepsrecherche blijft me achtervolgen. Hij is vanmorgen met twee andere mannen, dezelfden als gistermiddag, naar mijn hut gekomen. Er werd in alle vroegte op de deur gebonsd. Iedereen schrok wakker. Gaspar liet het drietal binnen. Een van de bezoekers vroeg Gaspar om hem mijn kooi aan te wijzen en even later werd mijn kooigordijn opengeschoven.

Ik hoorde mijn naam. Maar ik aarzelde om erop te reageren. De oude man schudde me bij de schouder. Pas toen hij op mijn hoofd begon te tikken deed ik mijn ogen open.

De oude man gaf me te verstaan dat hij me binnen vijf minuten in het verhoorkamertje verwachtte. Zijn toon was vriendelijk, het was niet zo dat hij het me sommeerde. Ik beloofde dat ik zou komen en dat ik zou opschieten.

Toen de mannen weer waren vertrokken klom ik vlug uit mijn kooi. Ze hadden het grote hutlicht aangelaten en Gaspar volgde vanuit zijn benedenkooi aandachtig mijn bewegingen. Ik had geen tijd om me te wassen. Ik trok alvast mijn werkplunje aan. Om een of andere reden heb ik schone sokken aangedaan. Op de klok in de corridor zag ik dat ik pas over een uur in de pantry moest zijn.

Het kostte me geen moeite om het verhoorkamertje zelf te vinden. De oude man deed me open. De twee rechercheurs waren al weg. Nadat hij de deur weer achter me had gesloten gebaarde de oude man me om voor het bureau te gaan zitten. Hij begon zelf door het vertrekje te ijsberen.

‘Zo, Lazonder, heb je goed geslapen?’ vroeg hij. Zijn toon was nu ronduit luchthartig. Daar ergerde ik mij aan. Ik weigerde hem te antwoorden.

Hij zei dat hijzelf geen oog had dichtgedaan. Hij had de hele nacht over mij liggen piekeren, zei hij. Hij keek me daarbij aan alsof ik die mededeling als een compliment moest opvatten.

‘Lazonder, ik heb het moeilijk met je,’ zei hij. ‘Kon ik je maar als een gewone jeugddelinquent beschouwen! Zo'n voor de misdaad geboren ploertje uit de buitenwijk. Maar dat lukt me niet.’

Ik keek hem nu hoogst verbaasd aan. Plotseling bekroop me het gevoel dat zijn houding niet uit berekening voortkwam. Het leek of hij zijn woorden ook werkelijk meende.

‘Je bent het type niet!’ zei hij. ‘Weet je waarom ik je heb laten komen.? Ik begrijp je niet! Vanwaar die indolentie? Waarom ben je zo amoreel? Ik weet zeker dat je van thuis normbesef hebt meegekregen.’

Hij begon op een vogel te lijken. Op een oude vogel, het eierenleggen moe. Een wereldwijze oude vogel in grijsblauw uniform.

‘Het is de oorlog!’ riep de vogel. ‘Nee, wacht, je bent het zelf! Het is de techniek. Een jongen als jij kan zich niet ontplooien. Ach, wat! Volgens mij heb je gewoon niet genoeg elektriciteit in je donder!’

De oude man vroeg mij mezelf nader te verklaren. Hij stond erop dat ik mijn gedrag van die avond voor hem zou verduidelijken. Ik moest hem alsnog duidelijk maken waarom ik na Massings schreeuw niemand was gaan waarschuwen. Hij zei

[pagina 91]
[p. 91]

dat hij me nu geen verhoor afnam. Ik kon vrijuit spreken. Hij vroeg me hem als een vriend te beschouwen. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik kon geen woord uitbrengen.

‘Die Massing was wél een mens, Lazonder!’ riep hij uit. ‘Een mens!’ Hij stak zijn vinger op en wees op zichzelf en op mij.

Het stond wel vast dat de oude man zijn geduld zou gaan verliezen. Ik merkte dat zijn houding anders werd, waarschijnlijk ervoer hij mijn zwijgen als beledigend. Na een tijdje keerde hij me de rug toe. En pas toen kon ik iets ter berde brengen. Ik stamelde dat we het die dinsdag erg druk in de pantry gehad hadden. Het was de hele dag erg warm geweest. Ik zei hem dat Massing zelf in het storthok nog over de hitte geklaagd had.

Die woorden schoten de oude man in het verkeerde keelsgat. Hij werd kwaad. Hij begon te schreeuwen. Hij vroeg of ik soms dacht dat ik me alles kon veroorloven. Of ik soms dacht dat de dood van een medemens iets was om grappen over te maken. Hij begon me de les te lezen over wat hij ‘de eerste beginselen’ noemde. Over fundamentele solidariteit. Over morele impulsen. Hij begon me opnieuw te beschuldigen. Hij zei verontwaardigd dat hij me nu toch doorzien had.

‘Toch een schoft, jij, Lazonder!’ riep hij uit. ‘Toch een schoft! Maar je zult de consequenties in Rotterdam wel ondervinden...’

Ik zei hem dat het me speet dat hij dacht dat ik Massings dood als een grap beschouwde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken