23
Vanmorgen heb ik een protestantse bemanningsdienst bijgewoond. Ik hoorde iemand in het onderschip zeggen dat Massing in de kapel herdacht zou worden en toen Hoffer dat bevestigde zijn we er samen heengegaan.
Het bioscoopzaaltje had inderdaad een metamorfose ondergaan. De stoelen stonden nog wel net zo als doordeweeks, maar van de tafeltjes tussen de stoelen waren de asbakken weggehaald. Over de projectiegaten in de achterwand was een wit laken gehangen. De affiches waren van de wand gehaald en het projectiescherm op het podium was uit het zicht verdwenen. Op het podium stond nu een houten kansel. Links en rechts ervan stonden lage tafeltjes, waarop in grote kandelabers elektrische kaarsen brandden. Voor het podium was een huisorgel neergezet. Boven de ingang hing een houten kruis. Naast de deuropening was een offerblok geplaatst.
Achter op het toneel hing een kleurrijk wandtapijt. Het tapijt bood een wonderlijke modernistische voorstelling van de worsteling van Jacob met de engel. De verstrengelde lichamen waren teruggebracht tot geometrische kleurvlakken.
De dienst was in het Hollands. Alleen de predikant gebruikte een bijbel. Iedereen had bij de ingang een stencil gekregen met de teksten van de te zingen psalmen en gezangen erop. Op het stencil stonden ook twee bijbelteksten, een uit Genesis en een uit Mattheüs. Het was heel druk in de kapel. Veel kerkgangers waren speciaal voor de dienst uit hun kooi geklommen. Ik zag op alle rijen ongeschoren gezichten. De meeste kerkgangers hadden hun werkplunje al aan. Maar er was ook iemand in pyjama naar de kapel gekomen.
Toen het orgel begon te spelen stond iedereen op en begon te zingen. Onder het zingen trad de scheepspredikant de kapel binnen. De predikant was een wat boers ogende man met spierwit haar, hij droeg een uniform zonder versierselen. Hij liep langzaam over het middenpad naar voren. Voor het podium hield hij even halt voor een stil gebed. Op de kansel sprak de predikant een votum uit en daarna beduidde hij de aanwezigen met een miniem hoofdknikje om weer te gaan zitten.
Er is vanmorgen in de kapel in het geheel niet over Massing gesproken. De predikant heeft met geen woord over hem gerept. Misschien heeft hij in een gebed naar hem verwezen, toen hij zei: ‘Heer, ontfermt u zich over zijn ziel.’ Maar op wiens ziel hij doelde heeft hij niet aangegeven. Massings naam is niet gevallen.
In zijn preek bracht de predikant het eerste gebod ter sprake. Hij behandelde het thema van de naastenliefde. ‘Met de liefde tot God is het niets gedaan als die niet wordt gevolgd door de liefde tot de naaste,’ heeft hij gezegd. En meer van dat soort holle woorden. Later op de dag heb ik nog over Mattheüs' tekst nagedacht. ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.’ Daarover heb ik de hele verdere dag nagedacht. Tot ik er tenslotte beroerd van werd. Vanavond in mijn kooi ben ik tot de conclusie gekomen dat dit tot in zijn uiterste consequentie doorgedacht een godverkrachting is. Een reptielenaanslag op het Verhevene. Het is de vloek der wereld. De bron van alle kwaad.