In het storthok
Dinsdag. - Het was de hele dag erg druk geweest in de pantry. Het was die dag niet minder warm en drukkend dan in de dagen daarvoor, maar plotseling was er toch weer vraag naar koffie. 's Avonds was het juist erg rustig. De stewards hadden ons al tijdens het diner vrijwel links laten liggen. Om negen uur vroeg Jef vrijaf. Massing kon zo gauw niets bedenken om het hem te weigeren en moest hem laten gaan.
We hadden al een tijdje met z'n tweeën duimen staan draaien toen Massing mij opdracht gaf om alvast met schoonmaken te beginnen. Ik maakte de apparaten schoon, dweilde de vloer en reed de afvalcontainer alvast de keuken in. Om kwart voor tien zei ik Massing dat we de pantry beter konden sluiten. Maar dat kwam me op een uitbrander te staan.
Om precies tien uur reden we de container naar het afvaldepot. Massing maakte een vermoeide indruk. Hij had donkere wallen onder zijn ogen. Hij hielp me niet de kar de lift in en uit te draaien.
In het storthok was zoals gewoonlijk niemand. De ruimte lag er net zo desolaat bij als altijd. Het luik stond open. De zee was kalm. Toen we dichter bij het water kwamen streek er een aangenaam koel briesje langs onze wangen.
Ik haalde het grove vuil uit de container. Massing hielp me met het omkiepen van de kar. Vervolgens trok hij zich bij de zijwand terug om daar in de luwte zijn sigaret te roken. Ik schraapte het overige afval uit de container. Daarna spoot ik de container schoon. Toen ik de kar weer overeind had gezet maakte ik aanstalten om hem weer naar de keuken terug te rijden.
Massing en ik zeggen in het storthok gewoonlijk weinig tegen elkaar. Maar nu zei hij: ‘Wat een hitte, Lazonder!’ Ik was zelf ook behoorlijk moe en had geen zin om nu nog een gesprek met hem aan te knopen. Daarom antwoordde ik alleen maar: ‘Ja, chef. Het is een ramp!’ Ik groette hem en haastte me hem alleen in het hok achter te laten.
Maar nauwelijks had ik de kar een meter in de richting van de deuropening geduwd of het dek begon te trillen! Ik voelde het dek onder mijn voeten trillen! Geschrokken draaide ik me weer naar Massing om. Maar Massing leek het trillen niet opgemerkt te hebben.
Toen ik de kar weer voortduwde zag ik Vanlaar in de deuropening staan. Vanlaar stond wijdbeens, met zijn armen in zijn zij, in de deuropening en leek niet van zins mij door te laten. Meteen daarop hoorde ik Massing achter mij sissende geluiden maken. Massing produceerde een hoog sissend geluid, dat in kracht toenam en al gauw het geruis van de zee overstemde. Massing was helemaal paars aangelopen. Zijn sigaret was uit zijn mond gevallen. Hij had zijn tanden ontbloot en keek panisch naar de deuropening.
‘Blijf hier, Lazonder!’ riep Massing. ‘Ga niet weg! De moordenaar is eindelijk gekomen!’
Vanlaar kwam op ons toegelopen. Hij bleef voor de kar staan en stak mij een hand toe. Toen ik zijn hand niet aannam keek hij me minachtend aan.
‘Hij komt me vermoorden, die schoft!’ gilde Massing. ‘Ga weg, Lazonder! Ga hem aangeven! Daar moet die schoft z'n hele leven voor boeten! Vort! Je moet me wreken!’ Massing begon hysterisch te lachen.