6
Om mij heen zie ik voornamelijk wat dommige, goedmoedige, maar altijd op onraad bedachte gezichten. En met de communicatie is het navenant. Al het onderlinge sociale verkeer van de bemanning berust op hang naar gezag. Daar ligt een eenvoudige overweging aan ten grondslag: zonder gezag geen orde en zonder orde kan de zee niet bevaren worden. De officiële gezagsstructuur aan boord is zeer autoritair. Maar ook veel informele contacten dragen een hiërarchisch karakter. Een voorbeeld: in de messroom hebben zich vriendengroepjes gevormd. Die groepjes bestaan zonder uitzondering uit een dominante leider, iemand die graag de lakens uitdeelt, en een aantal horigen. Ze zitten aan een vaste tafel, die groepjes. Vaak ook hebben ze een gemeenschappelijke rekening bij de bar. Het zijn coterieën. Elk groepje heeft een eigen ondoorgrondelijke humor en sommige houden er zelfs een geheimtaal op na. Waar al die leiders hun gezag aan ontlenen kan ik moeilijk raden. Bij de een speelt leeftijd een rol, bij een ander fysieke kracht. In een paar gevallen bezit de leider een speciale vaardigheid. Maar ik zie ook wel figuren wier overwicht slechts berust op het soort van aplomb als waarmee bij ons in de pantry de zilverpoetser de gang van zaken probeert te ontwrichten. Deze groepjes danken hun bestaan aan de geldingsdrang van slechts enkele individuen. Ze zouden niet bestaan als niet velen aan boord zich ook in de informele sfeer graag aan gezag onderwerpen.
De bemanning telt vele nationaliteiten. En verschillende religies. Bij de lagere bemanning zie je ook verscheidenheid in ras. De grote meerderheid van de bemanning bestaat uit Noord-Europeanen: veel Hollanders natuurlijk, maar ook Engelsen, een paar Duitsers, Belgen (meest Vlamingen), Noren en Denen. Verder zijn er vrij veel Zuid-Europeanen aan boord. En er is ook nog een zgn. ‘etnische’ groep: Chinezen, Indonesiërs, andere Aziaten, West-Afrikaanse negers en Arabieren. Religie speelt aan boord een ondergeschikte rol. Des te meer verschil in geografische herkomst en ras. Er gaapt op dit schip een onoverbrugbare kloof tussen de blanke noorderlingen en alle anderen. De noorderlingen zijn gewoon de anderen als voetveeg te behandelen. Het onderscheid is zeker racistisch van aard: ook iemand als Massing, met zijn Nederlandse paspoort, kan hier en daar op een ‘etnische’ behandeling rekenen. In het hogere echelon van de civiele dienst komen niet-Europeanen niet voor. De Aziaten en Afrikanen knappen het vuile werk in de machinekamer op en de Zuid-Europeanen zijn bijna allemaal dekschrobber of schoonmaker. De maatschappij lijkt de heterogeniteit in de samenstelling van de bemanning te cultiveren. In de lagere bemanningskwartieren heb je naast noordelijke- aparte Spaanse, Portugese, Italiaanse hutten en er is in het achterschip een Aziatisch getto, waar verder niemand in durft te komen. Ik ben zelf, misschien omdat men pas laat over mijn benoeming in de pantry kon beslissen, in een niet-Hollandse hut geplaatst, maar dat schijnt heel uitzonderlijk te zijn.
Er bestaan aan boord een paar gerenommeerde vijandschappen. Het gaat om oude, nooit helemaal bijgelegde conflicten, waar iedereen van op de hoogte is, maar waarvan alleen de antagonisten zich de oorspronkelijke toedracht nog herinneren.