3
De S. is een Hollands motorschip. Het is een van die schepen die iedereen kent, je hoeft de naam ervan maar te noemen om in een willekeurig Hollands gezelschap gevoelens van trots te wekken. Het is een zogenaamde oceaanreus. Het schip belichaamt met nog een aantal schepen de grootheid van de Hollandse koopvaardij.
Welnu, los van die nationalistische sentimenten mag je de S. gerust een imposante verschijning noemen. Het moet een genot zijn om de S. op volle zee voorbij te zien varen. Het schip heeft een zwarte romp. Dit diepe zwart van de romp wordt onderbroken door lange rijen patrijspoorten, zoals het zwart van een huzarenuniform door rijen knopen. De romp steekt enigszins zwaarmoedig af tegen de helderwitte bovenbouw. Maar juist dat contrast verschaft het schip een lichtvoetige voornaamheid. Het schip heeft twee hoge, felgekleurde pijpen.
In havenkroegen hoor je zeelui soms pochen over het schip waarop ze varen. Als zeeman ontkom je er inderdaad niet aan je met je eigen schip te vereenzelvigen. Het is alsof alle eigenschappen ervan op jou afstralen. Die wedijver heeft bij ons aan boord een merkwaardig pendant gevonden. Het gaat daarbij uiteraard niet om de S., waarop we immers allemaal varen, nee, het gaat om je eerdere zeemanservaringen. Als je ook vroeger al op grote schepen gevaren hebt mag je aan boord op een zeker aanzien aanspraak maken. Aan middelgrote schepen heb je niets, maar als de stommiteit uithaalt om toe te geven dat je ooit op een kustvaarder gevaren hebt zul je aan boord voor altijd als een maritieme kneus beschouwd worden. Het ergst van al is het natuurlijk om helemaal geen zeemansverleden te hebben. Dan ben je door op de S. aan te monsteren weliswaar je zeemansloopbaan op de best denkbare manier begonnen, maar niemand twijfelt er voorlopig aan dat je beter landrot had kunnen blijven.
Dat is er de reden van dat ikzelf aan boord door iedereen met de nek word aangekeken. Sinds het bekend geworden is dat dit mijn eerste zeereis is is ieders minachting mijn deel. Mij wordt nooit iets gevraagd. Ik hoef nergens meer een mening over te hebben, laat staan die te ventileren, of het nu over de zeevaart gaat of over iets anders. Ik geloof niet dat iemand nog bereid is mij serieus te nemen. Zelfs de Spanjaarden zouden als ze me konden verstaan niet naar me willen luisteren.
Welnu, die algemene minachting voor mijn persoon doet me niets. Het kan me werkelijk geen zier schelen. Of ja, misschien toch...in zekere zin ben ik er juist tevreden mee. Want nu hoef ik me immers ook niet met al die onzin die aan boord gedebiteerd wordt in te laten. In de korte tijd dat ik nu op zee ben is me één ding wel duidelijk geworden: de zee wordt bevaren door een uitermate bekrompen, maar nogal met zichzelf ingenomen slag mensen. Al wat ze interesseert is het geld dat ze verdienen en de bordelen. Ik heb het juist altijd prettig gevonden om in dergelijk gezelschap voor een melkmuil aangezien te worden.