ren, alles in zijn eigen waarde tot me door te laten dringen, en bewust de positie te bepalen die ik er tegenover in moest nemen - die remedie was nu juist de kwaal.
Ik zat urenlang thuis, achter mijn bureau, zonder veel meer te doen dan af en toe op de klok kijken. Alles wat ik tot dan toe had gedaan, alles dat er denkbaar nog verricht kon worden - het kwam me voor als in gelijke mate zinloos. Onmogelijk ordening te scheppen in een stroom van verwarde, half geformuleerde gedachten, onmogelijk een spoortje van waarheid aan het licht te brengen. Er is al teveel gebeurd, teveel bepaald, teveel vastgelegd, onherroepelijk. Niets is herhaalbaar. Ik ben scheefgegroeid - dat blijkt - maar weet niet eens waar het begonnen is. En: onmogelijk een nieuwe basis te vinden zolang er teveel herinneringen zijn die ik niet in mijn gedachten wil toelaten, die ik mijzelf niet wil bekennen.
Ik werd in die dagen toevallig een paar keer opgebeld door iemand die zich niet bekend maakte. Een diepe stilte aan de andere kant van de lijn, al mijn overredende hallo's ten spijt. En de vierde of vijfde keer dat het gebeurde kreeg ik de behoefte die ander, die op zo'n laffe en stompzinnige manier een inbreuk pleegde op mijn privacy, eens behoorlijk de waarheid te zeggen. Ik begon in het wilde weg te praten, en zei zoiets als:
Hallo, jij daar. Ik zit hier met een paar vragen... Hoe