71.
Gods machtige arm.
In een sombere gevangenis bevindt zich Petrus, de apostel, welbewaakt. Herodes Agrippa, een kleinzoon van den kindermoordenaar van Bethlehem, heeft hem er opgesloten. Petrus, de trouwe dienstknecht des Heeren, moet sterven. Reeds is Jacobus, de broeder van Johannes, gedood. De gemeente is verstrooid. Hevig is dus de vervolging weer losgebarsten. Maar Petrus is in zijn Heere getroost. Laat Herodes, laten alle vijanden woeden, ze zullen hem slechts het lichaam kunnen dooden. En dan wacht hem het loon van den getrouwen dienstknecht.
De gemeente in Jeruzalem zendt haar vurig gebed aanhoudend op tot den Troon der genade. God kan verlossing geven!
't Is de laatste nacht. Morgen zal Petrus voorgebracht worden voor het volk. Morgen zal het tweede slachtoffer vallen. Zoo denkt Herodes. Maar Gods gedachten zijn hooger.
Te middernacht verschijnt een engel in de cel. Hij wekt Petrus: ‘Sta haastelijk op!’ Zal het kunnen? Maar Petrus ligt tusschen twee soldaten in. En aan die soldaten is hij vastgeboeid. Ach, wat beteekenen voor Gods afgezant boeien en ketenen? Zie, ze vallen af van Petrus' handen. Vrij is hij! Vrij? Maar voor de gesloten deur staat een wacht van vier soldaten, verder op nog drie wachten, en eindelijk verspert een zware ijzeren deur den uitgang. Geen nood! Op bevel van den engel omgordt Petrus zich, bindt zijn schoenzolen aan, slaat zijn mantel om en.... volgt hem. Alle deuren openen zich van zelf; alle wachters slapen, en weinige oogenblikken later bevindt Petrus zich buiten de gevangenis, op vrije voeten!
De engel verdwijnt. 't Scheen Petrus haast een droom. Maar 't is werkelijkheid. Hij dankt er God voor. En dan spoedt hij voort. Eerst naar het huis van Maria, de moeder van Johannes Markus. Daar is men wakker. Daar zijn velen saamvergaderd, om te bidden om Petrus' behoud. En terwijl zij bidden, staat hij zelf reeds op de voorpoort te kloppen. Een dienstmaagd