69.
In Lydda en Joppe.
‘Weid Mijn schapen!’ Zoo had de Heere Jezus, na Zijn opstanding, gesproken tot Petrus. En trouw heeft Petrus dit gebod opgevolgd. Als een herder verzorgde hij Jezus' schapen. Nu in vele plaatsen gemeenten gesticht waren, trok hij overal rond, om te prediken en te vertroosten. Thans is hij op reis van Jeruzalem naar Lydda. Daar brengt men hem bij een ongelukkig man: Enéas. Acht jaren lang ligt deze reeds te bed, verlamd. Geen voet kan hij verzetten. Ieder in Lydda kent Enéas. Hèm kiest de Heere uit, om Zijn Naam te verheerlijken; om aan de prediking van Petrus groote kracht bij te zetten.
Staande voor den ongelukkige, roept Petrus hem toe: ‘Enéas! Jezus Christus maakt u gezond; sta op en spreid u zèlven het bed!’
Terstond staat hij op. Zùlk een wonder, verricht in den Naam van Jezus, overtuigt het volk, dat Petrus hoorde prediken. Nu willen ze niet langer weifelen; nu gelooven ze, dat Jezus Christus de Zoon van God is. Ze bekeeren zich tot den Heere.
Nog grooter wonder zal geschieden op Petrus' woord. In 't naburige Joppe, de schoone haven aan de Middellandsche Zee, woont een vrouw, die in de gansche stad bemind is om haar menschlievendheid. Armen en ellendigen zocht ze op, troostte ze en deed hun wel. Maar.... ze wordt ziek. Ze sterft!
Haar vrienden beweenen haar. En toch, neen Dorcas (of Tabitha) is niet te beklagen. Ze was een discipelin des Heeren en haar werken van liefde had ze verricht om Jezus' wil. Was het haar dan niet het beste, bij haar Heiland te zijn? Maar ach, de vrienden en vriendinnen, de armen, de weduwen, ze voelen zoo diep het verlies, dat ze leden.
Daar hooren ze van Petrus. Van het wonder in Lydda. En ze roepen hem. Hij komt. Hij ziet de groote droefheid. Al de weduwen staan daar en toonen hem, weenende, de rokken en kleederen, die Dorcas voor haar gemaakt had.
Petrus doet ze allen buiten staan. Nu is hij alleen met de doode. Hij knielt neer en bidt. Dit weet hij: God is machtig ook de dooden levend te maken. Hij keert zich tot het lichaam. ‘Tabitha! sta op!’ zegt hij.
En alsof hij niet anders deed dan een slapende wekken, zoo slaat Tabitha de oogen op. Het leven keert weer; zij zit overeind. Petrus richt haar op en geeft haar weer aan die haar liefhebben.
Dit groote wonder beweegt vele harten tot het geloof. En ook in Joppe breidt zich de gemeente des Heeren uit.