63.
Uitstorting van den heiligen geest.
Vijftig dagen na Paschen. Tien na de Hemelvaart. In een der tempelzalen zijn de discipelen bijeen. 't Is immers heden Pinksterfeest! 't Zal voor hèn worden een grooter feest, dan ze ooit vierden. Nù zal de Heiland Zijn belofte vervullen. Nu zal de Heilige Geest over hen worden uitgestort.
Hoor! Welk een geluid! 't Lijkt een geweldig gedreven wind, die door de tempelzaal bruist! Zie! Welk een licht! Vurige tongen zweven boven hen; ze blijven op hun hoofden. Hoor! Met andere talen beginnen de discipelen te spreken. Zie! Met welk een blijdschap, met welk een vuur loven en prijzen zij hun God!
't Is de Heilige Geest, die uitgestort is in hun harten. Wind en vuur zijn Zijn teekenen. Krachtig en zuiverend als de stormwind zal Zijn werking zijn. Hij zal verlichten de duistere harten en ze wekken tot vurigen ijver voor den naam des Heeren.
Al spoedig vullen duizenden nieuwsgierigen de tempelzalen en het voorhof. Het zijn menschen uit alle wereldstreken: uit Afrika, uit Azië, uit Europa; menschen van allerlei taal en volk. Zij begrijpen niet, wat ze daar zien en hooren. Sommigen spotten: die mannen zijn dronken vol zoeten wijn.
Daar staat Petrus op. Vervuld met den Heiligen Geest, spreekt hij de scharen toe. Hij zegt hun, wat dit beduidt. Dat God Zijn Geest heeft uitgestort. Dat de profetie thans is vervuld. Dat Christus, dien zij gedood hebben, nu op het krachtigst toont, dat Hij waarlijk is de Zoon van God. ‘Zoo wete nu zekerlijk het gansche huis Israëls,’ roept hij uit, ‘dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, dien gìj gekruisigd hebt!’
Nu worden ze verslagen. ‘Wat zullen wij doen, mannen broeders?’ vragen ze. En Petrus antwoordt: ‘Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden!’
Drieduizend ontvangen den Heiligen Doop. De Christelijke Kerk neemt haar plaats in in het midden der wereld!