‘Vreest gijlieden niet!’ klinkt het haar tegen, ‘want ik weet, dat gij zoekt Jezus, die gekruisigd was. Hij is hier niet; ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft. Hij heeft het u immers voorzegd? Gaat nu haastig heen, en zegt Zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea, dáár zult gij Hem zien!’
O, welk een blijdschap doortrilt nu haar hart. Jezus opgestaan. Ja, leeg is het graf. Ze zièn het. Nu moeten ze voort: den discipelen dit groote geluk meedeelen; en Petrus in het bijzonder. Petrus, die zich zoo diep ongelukkig gevoelt, omdat hij zijn Meester heeft verloochend.
Ze spoeden zich weg: wie staat daar plotseling vóór haar? Kunnen ze haar oogen gelooven? Neen, ze kunnen zich niet vergissen: daar klinkt Zijn vriendelijke stem in haar ooren: ‘Weest gegroet!’ Daar vallen ze aan de voeten van haar Jezus; daar zinken ze neer in aanbidding!