57.
Hij is opgestaan!
't Is de morgen van den eersten dag der week. Heerlijk rijst de zon boven den horizon en schiet haar eerste stralen ook in Jozefs hof, op het nog gesloten, verzegelde graf. Rustig is het hier. De wachters staan op hun post, om te waken over den doode.
Plotseling.... de aarde beweegt! En uit den hemel daalt een engel; zijn gedaante is als een bliksem; wit als sneeuw is zijn kleed.
Als dooden worden de wachters; hoe schrikken ze bij deze onverwachte verschijning, bij deze groote aardbeving. Eén gedachte beheerscht hen: weg te komen van deze plaats. En al staat strenge straf hun te wachten, als ze hun post verlaten, tòch doen ze het; ijlings vlieden ze naar Jeruzalem!
Dan verbreekt de engel het zegel en wentelt den steen weg var den ingang van het graf.
Uit de donkere spelonk straalt hemelsch licht: de verheerlijkte Heiland treedt er uit te voorschijn: Jezus Christus staat op uit de dooden.
Neen, nièt de Joden, maar Jezus heeft overwonnen!
Hij is waarlijk Gods Zoon: dood en graf zijn verslagen.
En nu leeft Hij tot in eeuwigheid en Hij geeft den Zijnen het eeuwige leven!