56.
Begraven.
De zon zinkt. Straks begint de Sabbath. Daar naderen krijgsknechten het kruis. Reeds hebben ze met zware knotsen de beenderen der beide moordenaars gebroken, om hen in den moordenaarskuil te begraven. Want met den Sabbath mogen zij niet aan het kruis blijven hangen. Jezus' beenderen worden niet gebroken: Hij is al gestorven. Een speer stoot een der soldaten Hem in de zijde: bloed èn water vloeit er uit; een zeker bewijs, dat Hij dood is.
Anderen naderen. Vrienden. Op verzoek van Jozef van Arimathea heeft Pilatus toegestaan, Jezus' lichaam af te nemen en te begraven. Met hoeveel teerheid doen ze het. Ze wikkelen het lichaam in zuiver fijn lijnwaad, met specerijen, ze dragen den dierbaren doode naar.... den kuil der moordenaren? Neen, naar het eigen, in de rots uitgehouwen graf, in den hof van Jozef van Arimathea.
Zie, hoe zorgzaam Jozef en Nicodemus het lichaam neervlijen in het rotsgraf. Twee vrouwen kijken toe: Maria Magdalena en Maria, de moeder