over uzelf en uw kinderen!’ spreekt Hij. Want Zìjn bloed zal God bezoeken ook over haar en haar kinderen, over het volk, dat Hèm uitwerpt.
De heuvel is beklommen. Jezus wordt ontkleed. Aan het kruis, dat op den grond ligt, wordt Hij met armen en beenen vastgebonden. En dan.... dan drijven de ruwe krijgsknechten de scherpgepunte bouten door Zijn handen en voeten....
Maar Hij deed Zijn mond niet open.... Ja, Hij opende den mond. Maar niet om te klagen, niet om te vloeken Zijn beulen. Neen, om te bidden. Voor zichzelf?.... Voor Zijn vijanden. ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet, wat ze doen!’
Het kruis wordt in den grond geplant. Boven Jezus' hoofd staat Zijn beschuldiging geschreven in 't Hebreeuwsch, 't Grieksch en 't Latijn: ‘Jezus, de Nazerener, de Koning der Joden.’ En of de overpriesters al vragen aan Pilatus, dit te veranderen en te zetten: ‘Deze heeft gezegd: Ik ben de Koning der Joden,’ het baat niet; 't moet blijven staan. Het is de waarheid: Israël kruist zijn Koning!
Als een vervloekte hangt daar de Heiland, in 't midden der moordenaren. En beneden aan het kruis joelt en spot de menigte. En de overpriesters roepen hoonend: ‘Indien Gij Gods Zoon zijt, verlos Uzelven!’
Ach, zij begrepen 't niet: Hij kwam niet om Zichzelven, maar om zondaren te verlossen. Zondaren; zelfs de ergste. Hoor, hoe een der moordenaars medespot. Maar de andere bestraft zijn makker, en zijn gebed klinkt tot Jezus: ‘Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn!’ En onmiddellijk antwoordt hem de Heiland: ‘Voorwaar zeg Ik u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn!’
Aan den voet van het kruis staan Johannes en.... Maria. Nu gaat het zwaard door haar ziel. Nu begrijpt ze de woorden van Simeon in den Tempel. Maar in Zijn bitter lijden vergeet Jezus haar niet. Zijn derde kruiswoord geldt háár: ‘Vrouw, zie uw zoon!’ Laat Johannes u ondersteunen. ‘Zie uw moeder!’ Johannes, neem haar tot u!
Zoo is het geschied. Van die ure aan nam haar de discipel in zijn huis.