49.
In den hof. (Vervolg).
Jezus wekt Zijn discipelen. 't Is tijd. Daar nadert een bende. De acht discipelen ijlen op Hem toe: allen staan ze om Hem heen; de schapen om den Herder.
Fakkelglans tusschen de stammen! De dreunende tred van gewapenden! Judas nadert! Hèm volgen de hoofdmannen van den tempel; dienaars van den Hoogepriester; een afdeeling Romeinsche soldaten met hun overste.
Judas zal de bende aanwijzen, wien zij moeten vatten. Hij zal Hem .... een kus geven. Alsof hij Jezus' vriend ware! En zóó zal Jezus immers niet weten, wàt Judas met dien kus eigenlijk doet!
‘Rabbi, rabbi!’ roept de verrader. En tegelijkertijd kust hij Jezus. Maar hij verrast en misleidt den Heere niet. Jezus ziet hem aan. Dien blik vergeet Judas nooit. Jezus spreekt hem toe: ‘Judas, verraadt gij den Zoon des Menschen met een kus?’ Die woorden branden diep in in Judas' ziel.
De vijanden schijnen nòg niet te weten, wien zij, uit die groep mannen, moeten hebben. Maar Jezus vraagt het hun: ‘Wien zoekt gij?’
‘Jezus, den Nazarener!’ schreeuwen ze. Nu zal Jezus duidelijk laten zien, dat Hij vrijwillig in den dood zal gaan; dat Hij de macht heeft, niet maar om te ontkomen, maar zelfs om Zijn vijanden te verdelgen.
‘Ik ben het!’ antwoordt Hij. En eensklaps stort de gansche bende achterwaarts ter aarde. Eén woord van Jezus, en verslagen zijn ze.
Verward komen ze weer overeind. En weer wijst Jezus Zichzelf aan, met hetzelfde woord: Ik ben het!
Nu treden ze op Hem toe. Zie, Malchus, een dienstknecht van den Hoogepriester, is de voorste. Hij zal Jezus vangen. Hij? Daar flikkert een zwaard en .... Petrus houwt hem.... het oor af!
Petrus zal immers zijn leven zetten voor zijn Meester. Arme hulp. Een oor houwt hij af! Maar Jezus behoeft ook zijn hulp niet. Hij kan duizenden engelen doen aanrukken; één bede tot Zijn Vader en een hemelsche heirschare staat tot Zijn dienst!
‘Steek uw zwaard weder in de scheede, Petrus. Die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan!’
Petrus niet. Want de Heiland heelt het afgeslagen oor: Zijn vijand toont Hij Zijn macht, door hem wel te doen.
Thans grijpen de dienaren Jezus en binden Hem.