20.
Spreek slechts een woord!
Weer treedt Jezus de poort van Kapernaüm binnen.
Hij wordt reeds gewacht.
In het huis van een Romeinschen hoofdman of centurio, ligt een man ernstig ziek. Het is de dienstknecht van den centurio. En bij den kranken dienstknecht zit de hoofdman zelf. Want hij heeft zijn knecht zeer lief. Met teere zorg verpleegt hij hem.
Helaas, al zijn zorg en liefde baten niet. Geen medicijn brengt baat. En de dienstknecht zal straks sterven. Misschien nog slechts enkele uren, en.... de dood zal hem wegnemen.
Over velen heeft de centurio te gebieden. Maar deze krankheid staat niet onder zijn gezag. Als hij te spreken had tot deze ziekte, te bevelen, zooals hij het zijn onderhoorigen doet....
Neen, dat is onmogelijk. Onmogelijk, ja, voor hèm! Maar.... is Jezus niet die machtige, die àlles, àlles vermag? Kan Hij niet de krankheden gebieden, zooals de centurio het zijn krijgsknechten doet?
Ja, dat kàn Hij. Maar de centurio acht zich zoo gering. Hij schroomt naar Jezus te gaan. Wacht, hij zal zijn Joodschen vrienden vragen, dat zij voor hem den Heiland bidden, den stervende nog op te richten.
Zijn vrienden zijn dadelijk bereid. Voor den centurio hebben ze alles over. Heeft hij zelf niet, hij, de Romein, voor hen de synagoge gebouwd?
‘Kom toch,’ smeeken ze Jezus. ‘Genees toch den dienstknecht van den hoofdman. Hij is waardig, dat Ge hem dat doet; want hij heeft ons volk lief.’
Jezus gaat met hen. Hij nadert het huis van den centurio.
Deze ziet den Heiland komen.
Neen, dàt niet. Jezus de moeite nemen, onder zìjn dak te komen? En ijlings zendt hij boden uit, den Heere tegemoet, om te zeggen: ‘Heere, neem de moeite niet, want ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen. Ik ben óók niet waardig, zèlf voor U te verschijnen. Spreek maar een woord, en mijn knecht zal genezen zijn: Ik ben maar een mensch; mij gehoorzamen mijn knechten onmiddellijk, op mijn bevel. Zoudt Gij niet machtig zijn, met een enkel woord mijn dienstknecht gezond te maken?’