92.
Veilig in gods hoede.
In het dal Dura zal een groot feest gevierd worden. Duizenden menschen zijn daar verzameld. En wel de voornaamsten uit geheel het rijk van Babel. Zelfs de koning Nebucadnezar is tegenwoordig. In het midden van het dal is een groot gouden beeld opgericht. Dit beeld wil Nebucadnezar aangebeden hebben. Ieder moet er voor knielen: 't is thans het feest der inwijding van dit beeld, dat de koning heeft laten maken.
Hoor: trompetgeschal! Een heraut roept, zóó, dat allen het hooren kunnen: Ieder moet knielen, ja, neervallen voor dit gouden beeld, zoodra zich de muziek laat hooren. En wie niet neervalt en aanbidt, hij zal geworpen worden in den oven des brandenden vuurs!
Elk heeft het verstaan: knielen òf sterven!
Daar geeft Nebucadnezar een teeken: de muziek begint; hoor, een geluid van allerlei instrumenten, een geluid van veelstemmig gezang! En zooals de halmen buigen als de wind er over heen strijkt, zoo buigen en bukken de duizenden op Nebucadnezars wenk en ze aanbidden het gouden beeld. Allen? Neen, zie ... daar! drie mannen blijven stoer en recht staan; hun knie buigt zich niet, hun hart aanbidt het beeld niet. Hoe? Zouden ze een beeld eer bewijzen, dat een zinnebeeld wil zijn van de macht der wereld, die den God des hemels tart? Zouden ze buigen voor een afgod? Is het niet Gods bevel, dat boven Nebucadnezars gebod uitgaat: Gij zult u voor die niet buigen, nòch hen dienen! Neen, Sadrach, Mesach en Abednego trotseeren het gebod van den koning, trotseeren den vuurpoel: zij blijven hun God getrouw!
Haastig begeven hun vijanden zich naar Nebucadnezar. Dàt moet de koning weten. En deze Joden, die ze zoo haten, nog feller haten omdat ze zoo door den koning begunstigd zijn, zullen hun daad met den dood boeten.
Voor den koning worden ze geleid. Hij briescht van woede. Maar hij wil hun toch nog de gelegenheid geven, hun verzuim te herstellen. Knielen zùllen ze, of... de oven zal hen verslinden. Wie zou u, zoo spreekt hij, uit mijn hand kunnen verlossen? uw God? Dwazen zijt ge, als ge daarop vertrouwt!
Maar zonder aarzelen klinkt hun antwoord: Voor God alleen, en voor geen beeld knielen wij. Ons vertrouwen is op God; Hij is machtig te verlossen. En verlost Hij ons niet, welnu, tòch blijven wij Hèm getrouw; nooit bukken wij voor uw beeld!