Daar staan ze aan den Jordaanoever. Elia neemt zijn mantel, slaat daarmee op het water en ... God baant er een pad door. Elia en Elisa dalen neer in het bed der rivier en straks stijgen ze weer op den oever aan de overzijde.
Achter hen stroomt de Jordaan weer voort.....
Opeens verbreekt Elia het stilzwijgen. ‘Begeer wat ik u doen zal, eer ik van u zal worden weggenomen,’ zegt hij tot Elisa. Dadelijk is Elisa met zijn antwoord gereed. Wat reeds lang zijn geest heeft bezig gehouden, spreekt hij uit: ‘Dat toch twee deelen van uw geest op mij zijn!’ Hij wil Elia's opvolger zijn. Hij wil Elia's werk voortzetten. Hij wil als Elia een strijder zijn voor den Heere; het volk onderwijzen, terugroepen tot des Heeren dienst. Maar dan zal hij twee deelen van Elia's geest moeten bezitten. Hij zal moeten erven Elia's moed, ijver en geloof!
‘Gij hebt een harde zaak van mij begeerd,’ antwoordt Elia. Een moeilijke zaak! Want immers, daarover heeft Elia niet te beschikken. Dien moed, dien ijver en dat geloof kan alleen de Heere aan Elisa schenken. ‘Maar als gij mij zien zult, als ik word weggenomen, dàn zal het zoo zijn!’ God zal zèlf beslissen.
Opeens! Een dreunende onweersslag! Een felle bliksemgloed! Hoe? Is Elisa alleen? Waar bleef Elia? Heeft de bliksem hem getroffen? Neen, neen! Zie! een vurigen wagen, vurige paarden, die van de aarde omhoog stijgen. En in dien wagen: Elia! Hij vaart ten hemel!
‘Mijn vader! Mijn vader!’ klinkt luid Elisa's stem. ‘Wagen Israëls en zijn ruiteren!’ Ja, hij ziet, hoe Elia opvaart; Elia, die voor Israël had gestreden als geweldige strijdwagens en paarden in den krijg, om Israël te behouden voor den Heere!
Daar werpt Elia zijn mantel omlaag. Elisa raapt hem op. 't Is voor hem de verhooring van zijn bede: God geeft hem Elia's geest, om te ijveren voor Zijn eer!
Elisa neemt Elia's taak over. En voor Elia openen zich de poorten van het hemelsch Jeruzalem. Na zijn strijd volgt de overwinning; na het lijden de heerlijkheid; na het kruis de kroon!