De mannen van Jericho hebben een algemeenen aanval verwacht. Met angst hebben ze het geducht leger zien naderen. Maar hoe? Zwijgend, in diepe stilte, trekt het hun stad om. Wat heeft dit te beduiden?
Den tweeden dag geschiedt hetzelfde. Den derden, den vierden, den vijfden, den zesden! Telkens dezelfde zwijgende stoet!
De zevende dag breekt aan. Reeds zeer vroeg in den morgen begint de omgang. Maar zie, ditmaal keeren de Israëlieten niet terug naar hun tenten, als zij éénmaal rond de stad zijn geweest. Opnieuw vangen ze den tocht aan. Tot zevenmaal.....
Dan ... ineens staan allen stil. De priesters blazen met kracht op hun bazuinen. En luid klinkt Jozua's bevel tot al het volk: ‘Juicht!’.....
Daar schudden en wankelen Jericho's witte muren en hooge torens! Ze storten ineen ... door het geloof van Israël zijn ze gevallen. En het leger heeft niet anders te doen, dan Gods wraakgericht te oefenen over deze verdoemde stad.
Niemand mag blijven leven; niets mag geroofd. O, dat niemand dit gebod overtrede, want schrikkelijk zal dan Gods toorn over het gansche volk ontbranden!
Een brokstuk van den hoogen muur is blijven staan. Daarop verheft zich het huis met het roode koord! Rachab en haar familie is gespaard. Haar geloof heeft haar behouden! Ongedeerd wordt zij met haars vaders huis door de twee mannen, die zij eens had verborgen, uit haar woning geleid.
Als de avond valt, stijgen zware rookzuilen omhoog, van de plaats, waar eens het schoone Jericho stond! De gansche stad brandt; krakend storten huizen en paleizen in.....