hoe dringend en vriendelijk zij het ook gevraagd hebben. En nu moeten ze opnieuw een dagen- en wekenlange reis gaan maken door de barre woestijnen, een grooten omweg, om Edoms land heen!
Dàt is te veel voor het volk! Dat willen ze niet verdragen. En in woede varen ze uit tegen Mozes. Ja, maar eigenlijk tegen God den Heere zelf. ‘Waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat we sterven zouden in deze woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water en onze ziel walgt van dit zeer lichte brood!’ Zóó durven ze spreken.
Ze versmaden Gods trouwe zorg! Het kostelijke manna! En ze durven zelfs wel zeggen, dat God Zijn beloften zal verbreken. Dat Hij hen, inplaats van ze binnen te leiden in Kanaän, zal doen sterven in de woestijn!
Dreigend staan de oproerigen tegenover Mozes. Maar ... wankelt er daar één? Storten er ginds niet meerderen ter aarde? Wat gekerm en gejammer rijst uit het midden van den morrenden troep?
Een vreeselijk strafgericht is losgebarsten tegen het murmureerende volk. Giftige slangen, die hier in menigte leven, hebben hen tot heden niet het minste letsel toegebracht. Genadig heeft de Heere hen er voor bewaard.
Maar thans zendt de Heere die vurige slangen onder het volk. Verraderlijk bijten ze; en wie gebeten is, moet aan zijn wonde sterven. Het doodelijk venijn werkt ontzettend snel.....
Ziet, reeds bedekken vele lijken den grond. En altijd meerderen worden gebeten. Hier helpt geen ontvluchten; geen dooden van dit ongedierte. Machteloos en zonder verweer is het volk tegen dit vreeselijk leger Gods!
O, nu komt het berouw! ‘Wij hebben gezondigd! Bid den Heere, dat Hij deze slangen van ons wegneme!’
Wat zal Mozes doen? Naar hen hooren? Of in boosheid zich van hen afwenden?
Mozes bidt voor het volk. En de Heere hoort. Een koperen slang moet Mozes op een staak stellen, en, zoo zegt God, ‘het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zoo zal hij leven!’
Zoo doet Mozes. En o, ziet, hoe elk zich haast de slang aan te zien! De moeders dragen hun gewonde kinderen er heen, de kinderen steunen hun ouders, om de slang maar te bereiken! En, o wonder! Eén geloovige blik op deze slang redt van den dood!
En gelijk Mozes de slang verhoogd heeft in de woestijn, zoo is de Zoon des Menschen later verhoogd aan het kruis! En wie geloovig op Hèm het oog richt, wordt gered van den eeuwigen dood!