41.
Murmureeringen.
‘Hij is hoog verheven!’ Zoo zongen de Israëlieten bij de Roode Zee. Maar hun vertrouwen op dien hoogen God is zoo klein. En op de moeilijke woestijnreis ontbreekt het hun telkens aan geloof. Dan morren ze en klagen. Geen water hebben ze. En het leger versmacht. Eindelijk ... de kameelen versnellen den gang, ze ruiken het frissche nat. Ach, als de voorsten zich bukken om het te drinken, wenden ze zich teleurgesteld af. Het water is ondrinkbaar; bitter en walgelijk smaakt het. Mara (bitterheid) is de passende naam. Maar opnieuw toont de Heere Zijn trouw. Als Mozes op Zijn bevel een hout er in werpt, is de wansmaak verdwenen, en mensch en dier verkwikken zich aan de koele bronnen. En eenige dagen daarna komen ze in een schoon dal: Elim. Wat een heerlijke verrassing. Twaalf waterfonteinen klateren; en zeventig palmboomen bieden verkoelende schaduw.
Nieuwe murmureering! Vleesch ontbreekt en brood! En in gruwelijke ondankbaarheid verwijten ze Mozes en Aäron: ‘Gij hebt ons uitgeleid in deze woestijn, om ons door den honger te dooden!’
God de Heere hoort hun murmureeringen. Nog wil Hij lankmoedig zijn. Want tegen wien anders is al dit klagen en morren, dan tegen Hem! Hij geeft hun vleesch! Kwakkels, tamelijk groote vogels, strijken op de legerplaats neer. Bij tienduizenden. En met zeer geringe moeite kunnen ze zich nu van voedzaam vleesch voorzien. Hij geeft hun brood! Elken dag opnieuw. Alleen op den sabbath niet. Kleine, ronde korrels bedekken 's morgens den grond. Het is het Manna, het hemelsch brood. Zuiver wit is de kleur; de smaak is als honingkoeken. Ze hebben het slechts voor 't oprapen. Eér de zon opkomt moeten ze het opzamelen. En in ruime mate is het voorhanden. Geen gebrek hebben ze te vreezen. Op den zesden dag moeten ze zich voor twee dagen voorzien. Want den sabbathdag moeten ze heiligen. Een gouden kruik vult Mozes op Gods bevel met dit manna. Die zal later voor Israël getuigen van de trouw en almacht des Heeren!
Weer is er geen water! Hebben nu de kinderen Israëls geleerd op God te vertrouwen? Denken ze terug aan Mara, aan Elim, aan de kwakkels, aan het manna? 't Mocht wat. Harde verwijten slingeren ze Mozes en Aäron naar 't hoofd. Ja, enkelen zoeken steenen, om er hun leidslieden mee te dooden. God geeft redding. Mozes moet met zijn staf op den rotssteen in Horeb slaan. En uit het harde gesteente ontspringt een rivier van het kostelijkste