39.
Verlost!
Bij de Israëlieten heerscht de grootste bedrijvigheid. Lammeren worden geslacht. Het bloed der dieren wordt opgevangen in een schaal. Met een bundeltje hysop,Ga naar voetnoot1) dat langs den muur groeit, wordt het aan de zijposten en den bovendorpel van elke woning gestreken.
De avond valt. Maar niemand begeeft zich in Gosen ter rust. Integendeel. Elk kleedt zich als voor een verre reis. En midden in den nacht is elk gezin vergaderd om een tafel, waarop het gebraden lam staat, ongezuurde brooden en bittere saus.
Middernacht! De engel des doods houdt zijn schrikkelijken rondgang door Egypte. Elk huis, waaraan het bloed ontbreekt, bezoekt hij. En in elk huis is een doode. Alle eerstgeborenen sterven! In eiken stal sterft de eerstgeborene van het vee.
Een vreeselijk angstgeschrei stijgt uit Egypte omhoog. Radeloos staart men elkander aan. Dit is de tiende plaag. Dit is de dood voor Egypte! Dit is de gramschap van den Almachtige. Israëls God laat zich niet bespotten!
Nu wil Faraö Israël niet langer in 't land houden. ‘Vertrek!’ luidt zijn bevel. Nooit is hij sneller gehoorzaamd. Want reisvaardig is heel het volk. En in de volmaaktste orde trekt Israël op.
Vrijwillig brengen de Egyptenaren schatten en geschenken.
Dit is de Paaschnacht. En eeuwen lang zullen de Israëlieten het Paaschfeest vieren, het feest van den voorbijgang. Het bloed van het lam bracht verlossing, omdat eenmaal het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, geslacht zal worden op Golgotha. Het Paaschlam wijst op Jezus Christus, den Messias, die verlossen zal uit het geweld des doods.
Want dat Lam is tegelijk de Leeuw uit Juda's stam!