34.
De redder miskend.
‘Ik heb hem uit het water getogen,’ zeide de prinses. Daarom is zijn naam Mozes. De kleine jongen groeit voorspoedig op. Zijn moeder zelf onderwijst hem in den weg des Heeren: Farao's dochter laat hem onderwijzen in alle wijsheid der Egyptenaren. Wat zal Mozes, nu hij een man geworden is, kiezen? De versmaadheid van zijn volk, òf de rijkdommen van Egypte?
Op zekeren dag verlaat hij het paleis. In het veld, op een tamelijk eenzame plek, ziet hij, hoe een Egyptenaar een Hebreër onbarmhartig slaat. Mozes' bloed bruist. Wat, zal die ellendige Egyptenaar een Israëliet slaan? En hij ziet in dien éénen man, die geslagen wordt, zijn gansche volk. Slaven zijn de vrije zonen van Jacob geworden. Maar neen, hij, Mozes, zal ze verlossen. En in vlammende drift trekt hij zijn zwaard en doodt den Egyptenaar. Diens lijk verbergt hij in het zand.
Heeft Israël het nu verstaan, dat hij hun verlosser zal zijn?
Den anderen dag slaat de eene Israëliet den anderen. Mozes komt tusschenbeide. Hij bestraft dengene, die ongelijk heeft. Maar deze láát zich niet bestraffen. ‘Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet? Wilt ge mij óók dooden soms?’
Ach, hoe is Mozes teleurgesteld en ontmoedigd. Men verwerpt hem; men miskent zijn goede bedoelingen; men verbreidt zijn daad. Farao zal het hooren; zal hem zoeken en dooden!
Ja, Farao hoort het. Nu is Mozes zijn leven niet meer zeker!
Slechts door een haastige vlucht redt hij zijn leven. In de omstreken van de Roode Zee vindt hij een waterput. Daar verlost hij de zeven dochters van den priester Jethro van de brutale herders, die de meisjes van de drinkbakken, welke zij zelf gevuld hebben, willen verdrijven. Zóó komt hij in Jethro's huis. Hij trouwt met een der dochters, Zippora. En de dappere, wijze, geleerde Mozes wordt... schaapherder. Maar zijn volk en zijn God kàn hij niet vergeten. Als hem een zoon wordt geboren, noemt hij dien Gersom, d.i. vreemdeling! Want zijn hart trekt naar Israël. En de tweede zoon moet Eliëzer heeten, d.i., hulpe Gods! Want God is zijn helper in alle moeite!
Zoo vliegen veertig jaar voorbij.
En nog steeds hoedt Mozes de kudden. Op zekeren dag is hij vèr van huis geraakt. Eenzaam is de streek, waar hij vertoeft. Op eens blijft hij, getroffen, staan. Iets wonderlijks bespeurt hij. Een braambosch is in brand geraakt: de vlammen slaan er uit... maar de braambosch wordt niet verteerd: takken en loof blijven frisch en groen! Mozes spoedt er zich heen.