Zijn eigen leed vergeet hij voor het hunne. Deelnemend vraagt hij, hoe het komt, dat zij er zoo mismoedig uitzien. Dan hoort hij het: ze hebben gedroomd! En niemand kan nu hun droom uitleggen. Waren ze vrij, dan lieten ze ongetwijfeld dadelijk een droomuitlegger komen, om hun onrust weg te nemen. Maar nu?
‘Vertelt mij uw droomen,’ noodigt Jozef uit. ‘De uitleggingen zijn immers van God?’
Zijn vriendelijk voorstel vindt een goed onthaal. De schenker begint.
‘Er was een wijnstok voor mijn aangezicht; drie ranken waren er aan. Hij botte; bloeide; en rijpe trossen droeg hij. Ik drukte ze uit in Farao's beker, en reikte den wijn aan den Koning toe.’
‘Luister,’ zegt Jozef. ‘Dit is de uitlegging. De drie ranken zijn drie dagen. Binnen drie dagen zijt gij vrij en weer des Konings schenker. Och,’ zoo smeekt hij, ‘denk toch aan mij, als ge weer vrij zijt. En maak, dat ik uit dit huis kom, waar ik onschuldig gevangen word gehouden.’ Blij over de gunstige uitlegging, belooft de schenker Jozef, al zijn best te zullen doen, om hem te verlossen.
De bakker heeft toegeluisterd. Die slaaf lijkt hem een uitstekend uitlegger. En hij vertelt óók zijn droom. ‘Ik droeg drie traliekorven op mijn hoofd. De bovenste korf bevatte koninklijk gebak. Vogels vlogen om de korven en aten van de lekkernijen.’
Hij wacht. Zal Jozef hèm een even blijde boodschap brengen?
Hoor! ‘Dit is de uitlegging: de drie korven zijn drie dagen. Binnen drie dagen zal men u aan de galg hangen en het gevogelte zal uw vleesch afpikken.’
Dit is een harde boodschap. Maar Jozef is een getrouw profeet, die Gods woorden niet verdraait.
In spanning wachten de beide gevangenen den loop der dingen af. Zooals Jozef zeide, geschiedt het. De schenker komt weer in zijn schenkambt; de bakker bengelt na drie dagen aan het galgekoord.
Al Jozefs hoop is nu op den schenker gericht. Zal nu de gevangenpoort zich ook spoedig voor hèm ontsluiten? De schenker heeft zoo vàst beloofd...
Helaas! Hoe wordt hij teleurgesteld. Dag aan dag, week aan week verstrijkt; maand na maand. Alles blijft bij het oude. Jozef is vergeten. Nu krijgt hij nooit meer een kans. Nu zal hij wel nòòit meer vrij komen!....
Maar Gods gedachten zijn hóóger dan Jozefs gedachten.