Heere mèt hem, bracht Hij hem met vrede weer, dan zou hij Hem zijn tienden brengen en de Heere zou hem een God zijn.
Zie, dáárdoor is er licht in Jacobs oogen, nu hij bij den put staat. De herders vertellen hem op zijn vraag, dat hij hier dicht bij Haran is. Ook kennen zij Laban wel; zie, daar komt juist zijn dochter Rachel, met de schapen, aan.
Hoe verblijdt hij zich! Bereidwillig drenkt hij de kudde van zijn oom. Hij vertelt Rachel, wie hij is. En straks komt Laban zelf hem halen.
Jacob blijft bij Laban. Twintig jaar lang.
Een moeilijken tijd moet hij hier doorworstelen. Laban is een hebzuchtig, bedrieglijk man. Dat ondervindt Jacob met den dag. Eerst moet hij zeven jaar dienen om Labans dochter Rachel, die Jacob zich tot een vrouw verkoren heeft. Maar als de zeven jaar om zijn, geeft hij hem nièt Rachel, doch Lea. En zoo moet Jacob nòg zeven jaar dienen, wil hij óók Rachel tot vrouw hebben. En ach, wat oneenigheid en getwist in zijn huis, tusschen deze beide vrouwen. Daarbij, Laban is een harde meester voor hem. Telkens verandert hij zijn afspraak over Jacobs loon. Dag en nacht, bij hitte en koude, is Jacob in de weer. Wat van de kudde vermist wordt, gestolen of verscheurd, Jacob moet het wéér geven, 't zij hij er schuld aan heeft of niet.
En toch, in weerwil van al deze moeilijkheden en van Labans nijd, wordt Jacob een rijk man. Want God zegent hem. Alle tegenwerking en bedriegerij van Laban baten niets. En op het eind der twintig jaren bezit hij vele kudden, dienstmaagden, dienstknechten, kemelen en ezelen. En daarenboven twaalf kinderen, elf zonen en een dochter.
De zegen des Heeren heeft hem rijk gemaakt!